Modelspoorbouw dankzij corona weer op de rails
Jong en oud worden weer betoverd door de charme van modeltreintjes – en de diverse coronalockdowns dragen daar grif aan bij.
Jarenlang was het een trekpleister: de etalage in een winkelstraat in Lisse wa
ar een miniatuurtrein het ene rondje na het andere maakte. Te midden van een berglandschap met tunnels, minuscule vrachtwagens en zoenende stelletjes reed de trein onafgebroken zijn dienst. Zodra de schemer viel en de lampjes aangingen, dromde winkelend publiek samen voor de ramen om niets van het schouwspel te hoeven missen. Maar de winkel verdween – en daarmee de spoorbaan. Het leek symbool te staan voor een grotere ontwikkeling: die waarin de modelspoorbaan uit de gratie raakte en uitsluitend nog op een kleine groep liefhebbers kon rekenen.
Door corona ging echter een wissel om. Lockdowns en andere ongeneugten dreven een stroom nieuwe bezoekers naar de gedecimeerde modelspoorspeciaalzaken. Die zagen hun omzet het afgelopen jaar flink toenemen, zo vertellen diverse ondernemers.
Een van hen is Raymond van Berkel, eigenaar van de Hillegomse webwinkel modelspoorgigant.nl. Hij startte zijn webwinkel in 2013 en boekte sindsdien elk jaar groei, maar nog nooit zo snel als tijdens de coronacrisis. „Veel van onze klanten hadden al een modelspoorbaan, maar kwamen door tijd- of ruimtegebrek niet aan hun hobby toe”, vertelt Van Berkel. „Door de coronalockdowns hebben zij de draad weer opgepakt. Er waren mensen die opeens weer aan hun leuke modelspoorhobby van vroeger dachten, en bijna-gepensioneerden die besloten om weer aan de slag te gaan met de hobby.”
Van Berkel vindt het lastig om een goed beeld te schetsen van de modelspoormarkt, maar schat dat er in Nederland zo’n 300.000 liefhebbers zijn. Die lopen qua leeftijd en draagkracht sterk uiteen, al zijn er wel gemene delers.
Van Berkel: „Modelspoor is vooral populair onder veertigplussers. Het is een dure hobby, want je bent al snel 1000 tot 2000 euro per jaar kwijt. Consumenten op die leeftijd hebben over het algemeen meer te besteden.
Het wereldje wordt vooral gedomineerd door mannen, al moet de rol van vrouwen volgens de modelspoorondernemer niet worden uitgevlakt. „Vaak zijn de mannen van de treinen en de vrouwen meer van de scenery” – het decor dus, waarin miniatuurfiguurtjes, bomen en autootjes een belangrijke rol spelen.
In het slop
Jan Los (78) uit Harfsen is zo’n modelspoorfan. Los groeide op in het Rotterdam van na de oorlog en spaarde jarenlang tram-, bus- en treinkaartjes. Ondertussen speelde hij graag met zijn opwindlocomotief met wagons, die heel wat kamers in de ouderlijke woning doorkruiste.
Hij werd ouder en het modelspoor raakte in de vergetelheid, totdat Los een ruime woning in Amersfoort betrok. „Daar was ruimte over en dat bood me de kans om te starten met een treinbaan.” Een schoonzoon maakte tafels, een vriend uit de kerk ontwierp een spoorbaan op de computer en daarna was het bouwen van de baan een kwestie van tijd. Toch bleef juist die tijd een beperkende factor. Pas na zijn meest recente verhuizing naar Harfsen kon de inmiddels gepensioneerde accountant weer volop aan de slag met seinen, overgangen en stations. Nu rijdt er in zijn huis een reeks volledig geautomatiseerde treinen, waaronder een oer-Hollandse NS-loc met dubbeldekker, een sprinter en een sneltrein van Deutsche Bahn.
Drijvende kracht daarachter is Central Station – een nieuwe vondst van modelspoormerk Märklin. Jarenlang zat de Duitse fabrikant, bekend om zijn levensechte treinmodellen van hoge kwaliteit, in het slop. Aan het begin van het vorige decennium leek hij zelfs voorgoed van de kaart te verdwijnen. Een overname door Simba Dickie –een bekend merk in speelgoedland– gaf het kwijnende merk echter nieuw elan. Nieuwe technieken, een flinke investering in het productieproces en vooral de digitalisering van de treinmodellen deden de harten van oude en nieuwe fans sneller kloppen.
„Huidige modeltreinen hebben vaak meerdere functies”, vertelt Los met verve. „Er worden berichten omgeroepen, er klinkt een fluitsignaal voor vertrek, je hoort geluiden van deuren die sluiten, noem maar op.”
Vooral Central Station bleek een gouden greep. Daarmee kunnen modelspoorliefhebbers hun hele miniatuurspoor digitaliseren. Los kon als een van de eersten aan de slag met het systeem van Märklin, dat zijn treinen stipt volgens dienstregeling laat rijden. Maar een trein die alleen maar rondjes rijdt, gaat snel vervelen. Daarom voegde de Harfsenaar rangeerbewegingen toe. „Er is een route voor een ICE en voor een Intercity, er rijden boemels langs de kleinere stations en een goederentrein haalt materiaal op bij een fabriek”, vertelt Los. „Verder is er een hijskraan die containers uit een schip haalt en op een wagon zet. Een hijskraan op de plaats van bestemming zorgt ervoor dat de containers worden gelost.”
In al die activiteiten op kleine schaal gaat veel tijd zitten. „Maar”, verzekert Los, „er is in de modelspoorwereld niemand die in tijd denkt. Het bouwen en bedenken is nu eenmaal het leukst.” Duur is het wel, erkent hij. Een extra trein kost immers zomaar een paar honderd euro. En voor een setje minifiguren betaal je ook al snel enkele tientjes. De markt kent echter een levendige tweedehandshandel. Complete banen worden van de hand gedaan vanwege tijd-, ruimte- of geldgebrek – of doordat nabestaanden na een sterfgeval niet weten wat ze met de modelspoorerfenis aan moeten. Bovendien kan thuisvlijt helpen om de kosten te drukken. Los: „Ik sta er versteld van wat mensen zelf kunnen maken met eenvoudig materiaal. Nu behoor ik zelf niet tot die categorie, maar mijn vrouw wel. Tot op zekere hoogte kun je het dus zo duur maken als je zelf wilt, al wordt je budget ook bepaald door de beschikbare ruimte.” Wie meer ruimte te vullen heeft, is kortom meer kwijt aan de modelspoorhobby dan liefhebbers die het met minder vierkante meters moeten stellen.
Nooit af
Duur of niet, webwinkelier Van Berkel merkt dat consumenten bereid zijn om in hun buidel te tasten voor een modelspoorbaan. Consumenten kiezen volgens de ondernemer steeds vaker voor nieuw. Vaak beginnen ze met een startset. Voor 200 euro kopen ze een baan van enkele meters met daarop een korte trein. „Maar”, vertelt Van Berkel, „ik heb ook klanten die direct compleet beginnen en een gecomputeriseerde baan aanschaffen. Die kost zomaar 2000 euro.”
Voor dat bedrag moet het echte bouw- en speelplezier nog beginnen. „Een baan komt nooit af”, lacht de webwinkelier, die het vooral moet hebben van hobbyisten die hun baan stapje voor stapje aankleden en tot leven wekken. „Een gemiddelde baan heeft toch een bouwtijd van ongeveer twee jaar.” Hij ziet liefhebbers dan ook regelmatig terugkeren voor een nieuwe aankoop: de ene keer is dat een extra treinmodel, de andere keer een uitbreiding van het spoor en weer een volgende keer voor een vergaande ingreep in het treinlandschap.
Een baan hoeft niet groot te zijn om leuk te zijn, benadrukt Van Berkel. „Met een startset, extra rails en een locomotief kom je al een heel eind. En hoe kleiner de baan, hoe meer details hij vaak bevat en hoe leuker hij vaak is.”