Een wattenstaaf in duizend neuzen
Ze zag duizenden neuzen van dichtbij. Barbara Arhins (33) is al bijna een jaar tester bij de GGD Regio Utrecht. „Ik ben niet vies van snot.”
„Ik moest huilen”, bekent de 10-jarige Madelief. Samen met haar moeder Milou, broer Pim (14) en zus Phileine (12) loopt ze de XL-teststraat uit bij de Jaarbeurs in Utrecht. Ze zijn vanuit hun woonplaats Breukelen speciaal naar de Jaarbeurs gekomen omdat hier een kinderteststraat is. Alle kinderen hebben besmette klasgenoten, daarom moeten ze er voor de zoveelste keer aan geloven. Voor Madelief was de test geen pretje. „Maar eigenlijk was de test nu wel iets minder vervelend dan de vorige keer. Hij ging wat minder diep.”
Het is momenteel hectisch voor het personeel in de XL-teststraat bij de Jaarbeurs. Barbara Arhins, die bijna een jaar geleden begon als bemonsteraar –tester in de volksmond–, maakte qua drukte pieken en dalen mee. „Maar de afgelopen tijd ging het vooral van piek naar piek. Een werkdag duurt normaal gesproken van 08.15 uur tot 17.30 uur. Maar de rijen waren vaak ’s avonds zo lang, dat we soms nog uren doorwerkten. Daarom is de starttijd een week geleden met een uur vervroegd. Nu kunnen we op de normale tijd stoppen, zonder dat we mensen hoeven weg te sturen.”
In de Jaarbeurs kunnen 4000 mensen per dag getest worden. De afgelopen weken zijn er dagelijks 3000 tot 4000 tests afgenomen.
Arhins is naast haar werk als bemonsteraar bezig aan een master klinische psychologie. Die combinatie is „ideaal”, legt ze uit. „Waar anders dan in een teststraat zie je zoveel verschillende mensen? Heel interessant vanuit de psychologie.” Ook het feit dat ze niet thuis hoeft te werken, bevalt haar. „Je werkt steeds met een wisselende groep collega’s. Die zijn ook nog eens van alle leeftijden. Je hebt soms tijdens een dienst de grootste lol met een 60-jarige collega. Heel gezellig in deze coronatijd. Ook heb ik door deze baan structuur, die ik mis als ik alleen aan het studeren ben.”
Bang om besmet te raken is Arhins niet. „We dragen beschermende kleding. In al die maanden dat ik werk ben ik niet besmet geraakt.”
Hoe word je bemonsteraar?
„Het begon met e-learning. Je las over de anatomie van de neus en de keel. Ook kreeg je filmpjes te zien over wat een bemonsteraar precies doet en welke materialen nodig zijn voor een test. Daarna was er een trainingsdag in Houten. Hier werden vragen besproken, en oefenden we bij elkaar. Een paar dagen later kijk je op locatie een dagje mee met een ervaren collega. Als je er klaar voor bent, ga je ook zelf afnames doen. Dat was de eerste keer heel spannend. Je gaat toch in iemands neus, en kan diegene pijn doen. Aan het eind van de dag word je beoordeeld door de coördinator van de locatie.”
Wat is er veranderd in het jaar dat je nu bij de GGD werkt?
„Je ziet vooral veel verschil in het testen van jonge kinderen. Daar is veel meer aandacht voor dan een jaar geleden. Er zijn op sommige locaties speciale kinderteststraten. Hier krijgen kinderen een klein cadeautje en een diploma als ze getest zijn. Daarnaast hangen er bijvoorbeeld posters om de kleintjes af te leiden. En ook belangrijk: een test bij een kind onder de 12 jaar hoeft niet meer zo diep de neus in als bij een volwassene.”
Krijg je wel eens nare reacties van mensen?
„Soms moet je mensen testen die chagrijnig zijn, of bot reageren. Iedere bemonsteraar gaat daar op zijn eigen manier mee om. Ik ben vrij direct, en vertel altijd maar dat het nu eenmaal moet. Natuurlijk probeer je wel een zekere empathie te hebben, maar uiteindelijk denk ik toch: Dit is mijn werk.”
Mislukt een test weleens?
„Bij een volwassene heb ik dit nog nooit meegemaakt. Als het dan bijvoorbeeld in het ene neusgat niet lukt, dan probeer ik het andere. Maar bij jonge kinderen is het een ander verhaal. Die komen soms al overstuur binnen. Ze kruipen dan weg, houden hun handen voor hun gezicht.
Ik probeer dan altijd het kind te kalmeren. Maar soms denk ik als dat allemaal niet helpt: Laten we het vandaag maar even niet doen. Ik vind het belangrijk om de ervaring tijdens de test voor die kinderen niet zo slecht te maken dat ze de volgende keer ook niet meer durven.”