Amalia belooft Raad van State „goede leerling” te zijn
De zenuwen doortrekken de glimlach op haar gezicht, als Amalia aan de arm van haar vader de balzaal van Paleis Kneuterdijk betreedt. De toetreding tot de Raad van State vormt haar eerste officiële optreden. „Enorm spannend.”
„Dankuwel, voorzitter, als ik u voor één keer zo mag noemen”, lacht Amalia naar haar vader, als die haar het woord heeft gegeven. Helder klinkt haar stem door de zaal. De zitting in de Raad van State heeft alles te maken met het ambt dat wacht, weet ze. „In de verre toekomst, hoop ik. Al is er ook altijd het besef dat het morgen kan zijn.”
De maidenspeech gaat foutloos. Amalia zegt dat ze nog veel moet leren. „Ik realiseer mij hoe weinig ik pas weet over de taken van de overheid, de beoordeling van wetten, het functioneren van het bestuur en de functie van de rechter.” Ze wijst erop dat haar grootmoeder en vader al hebben mogen profiteren van de inzichten van de Raad van State, het belangrijkste adviesorgaan van de regering.
De prinses hoopt na afronding van haar studie de vergaderingen regelmatig bij te wonen. Zo deed haar vader dat ook. Ze citeert de woorden die haar grootmoeder, prinses Beatrix, in 1956 als 18-jarige sprak: „Nog zeer lange tijd, leden van de Raad van State, zal ik mij beschouwen als uw leerling. Ik zal –bewust van mijn verantwoordelijkheid– trachten een goede leerling te zijn.”
Vulpen
Koning Willem-Alexander vertelt in zijn openingswoord over de warme herinneringen aan de vele woensdagen die hij doorbracht aan de Kneuterdijk en het Binnenhof. „De Raad heeft niet alleen mijn kennis verdiept en mijn horizon verbreed, maar me ook in contact gebracht vele wijze en inspirerende mensen. De vruchten pluk ik tot op de dag van vandaag.”
Vicepresident Thom de Graaf denkt dat de Raad Amalia kan helpen „in de voorbereiding van wat naar alle waarschijnlijkheid uw ambt zal zijn.” Hij refereert aan een foto van de 18-jarige Willem-Alexander, toen hij voor het eerst een vergadering bijwoonde. „Zijn hoofd stak net boven de stapel dossiers uit. Gelukkig heeft de iPad die papierstapels overbodig gemaakt.” Hij heeft een modern en tegelijk ouderwets cadeautje voor de Prinses van Oranje: een vulpen. „Wie krijgt die tegenwoordig nog.”
Daarna vertrekt het gezelschap naar de paleistuin, waar Amalia een koningslinde plant. De boom staat al in de grond, zodat ze hem niet meer hoeft te versjouwen. De Graaf reikt haar een spade aan om wat aarde over de kuil te gooien. Het blijft bij twee bescheiden schepjes.
Tussenjaar
Het persgesprek is misschien wel het spannendste moment van de dag. Zes journalisten mogen een vraag stellen – zoals altijd vooraf ingediend. Amalia heeft zich dus kunnen voorbereiden, maar moet zonder spiekbriefje antwoorden. De kneepjes van het vak kent ze al aardig, want als ze niet dieper op een vraag wil ingaan, sluit ze haar antwoord af met „dankuwel.”
Met haar achttiende verjaardag is een „nieuwe fase” aangebroken, beseft ze. „En die ziet er net wat anders uit dan die van mijn leeftijdsgenoten. Maar dat wisten we al achttien jaar.”
Op de vraag hoe het voelt om te weten dat ze op een dag koningin wordt, antwoordt ze: „Ik hoop dat ik het nog tijdje voor me uit kan schuiven.” Met een blik opzij: „Hè papa?”
Over haar tussenjaar wil Amalia geen details kwijt. Dat vindt ze privé. Wel heeft de prinses de laatste tijd „enorm veel geleerd en enorm veel interessante mensen ontmoet.” Ervaringen die ze meeneemt naar de toekomst.
Verleden
Lastig is de vraag wat ze een goede koningin vindt en hoe ze dat wil gaan leren. „Er is geen school voor koningin worden.” Koningin worden leer je vooral door naar het verleden te kijken, stelt ze. Bij haar grootmoeder en vader ziet ze „dienstbaarheid en toewijding” aan het ambt.
Haar voorgangers hebben het koningschap ook altijd een persoonlijke invulling gegeven, maar die hangt af van de tijd en de omstandigheden. „Een goede plek om te leren is hier, in de Raad van State. En dan hoop ik op een dag misschien een goede koningin te worden.”