Cultuur & boeken

Contacten met Hongaarse protestanten in interbellum

Van de hand van kerkhistoricus dr. Maarten J. Aalders verscheen ”Nederlandse en Hongaarse protestanten gedurende het interbellum”. Het boek gaat over de dynamiek in de internationale contacten tussen Hongaarse en Nederlandse protestanten in de periode tussen de twee wereldoorlogen.

Gerrit van Dijk
1 December 2021 09:26
Een failliet en verarmd Hongarije leidde direct na de Eerste Wereldoorlog tot uitgebreide hulpacties vanuit Nederland, onder andere via de kindertreinen. Foto: uit Nederland teruggekeerde Hongaarse kinderen op het Ooststation in Boedapest. beeld BTM-Kiscelli Múzeum
Een failliet en verarmd Hongarije leidde direct na de Eerste Wereldoorlog tot uitgebreide hulpacties vanuit Nederland, onder andere via de kindertreinen. Foto: uit Nederland teruggekeerde Hongaarse kinderen op het Ooststation in Boedapest. beeld BTM-Kiscelli Múzeum

Dr. M. J. Aalders, onderzoeker bij het Neo-Calvinism Research Institute in Kampen, beschrijft deze ontmoetingen tussen Oost en West tegen de achtergrond van Europa in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog. Het door oorlog geteisterde Hongarije werd daarna, in 1920, als natie geruïneerd door het Verdrag van Trianon, dat bij de Hongaren voor een nationaal trauma zorgde dat tot op heden doorwerkt.

In zijn inleiding maakt dr. Aalders duidelijk dat hij in de neocalvinistische traditie staat en dat zijn boek niet uitsluitend, maar wel voornamelijk inzoomt op contacten tussen de neocalvinistische gereformeerden en de Hongaarse hervormden. Hij verwoordt het als volgt: „In dat raamwerk –het onderzoek naar de internationale uitstraling van het neocalvinisme– past ook dit onderzoek, al waren lang niet alle protestanten die zich gedurende het interbellum bezighielden met Hongarije, neocalvinistisch georiënteerd. Sommigen waren daarvan zelfs een uitgesproken tegenstander.”

Als historicus wil Aalders uiteraard ook de geschiedenis beschrijven van de banden tussen Hongarije en Nederland die vanaf de Reformatie bestonden, toen Hongaarse theologiestudenten aan Nederlandse universiteiten studeerden. Daarna focust hij vooral op de intensieve contacten van vertegenwoordigers uit de toenmalige Gereformeerde Kerken met Hongaarse hervormden die ontstonden na de Hongaarse kindertreinen (Aalders was mederedacteur van het vorig jaar verschenen boek over deze kindertreinen, die honderden Hongaarse kinderen na de Eerste Wereldoorlog voor enkele maanden naar Nederland brachten om aan te sterken). In Aalders’ boek spelen kopstukken uit neocalvinistische kring –zoals Herman Bavinck, Hendrik Colijn, docenten van de VU en ‘Kampen’– een rol, samen met prominenten uit de Hongaarse Hervormde Kerk, onder wie regeringsleider Miklós Horthy, bisschop László Ravasz en Jenő Sebestyén (de ”Hongaarse Kuyper”).

Spanningen

Maarten Aalders weet zijn woorden zorgvuldig te kiezen. Dat blijkt al uit de titel, waar hij niet over ”gereformeerden” spreekt, maar over ”protestanten”, omdat de Hongaarse Hervormde Kerk geen afscheidingen en daardoor geen verschillende gereformeerde kerken kent. Eerlijk, helder en subtiel weet hij de onderlinge verschillen en spanningen tussen de Nederlandse protestanten te beschrijven en de wrijvingen die hierdoor bij de Hongaren uit de niet-gesplitste volkskerk ontstonden. Op bladzijde 24 staat: „Het eigen karakter van de Hongaarse Gereformeerde Kerk werd in Nederland niet altijd begrepen” en even verder: „De Hongaarse Gereformeerde Kerk had in sommige opzichten meer van de Nederlandse Hervormde Kerk dan van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Het leidde in Nederland tot een verschillende aanduiding van de Magyarországi Református Egyház: voor sommigen de Hongaarse Hervormde Kerk, voor anderen de Hongaarse Gereformeerde Kerken” (het meervoud ”kerken” is vreemd, waarschijnlijk een vergissing).

In het boek staan geen toepassingen, maar de begrijpende lezer krijgt van Aalders wel zo veel aangeboden dat hij hier zelf lessen uit kan trekken. Bijvoorbeeld als kerken door kerkstrijd op eigen bodem zich met dogmatische kooiconstructies gaan pantseren (zoals destijds de Gereformeerde Kerken), dan werkt dat belemmerend in de contacten met buitenlanders. Het opdringen van typisch Nederlandse kerkvisies vanuit het principe ”wie betaalt, bepaalt”, zorgt voor frictie. Sommige Hongaars-hervormden waren bang dat de Nederlandse neocalvinisten aanstuurden op een kerkelijke afscheiding. Aan dit thema wijdt Aalders een hoofdstuk getiteld ”Afscheiding of geen afscheiding?”

Antisemitisme

Een ander gevoelige onderwerp vormden het antisemitisme en nationalisme. Aalders vermeldt dat Jenő Sebestyén, László Ravasz en Miklós Horthy niet geheel vrij waren van antisemitisme en verklaart dat –zonder te vergoelijken– als reactie op de omstandigheden. Bij de Nederlandse calvinisten zijn er blijkbaar weinig bezwaren tegen dit antisemitisme en nationalisme, met uitzondering van ds. J. J. Buskes, die in dagblad De Nederlander het antisemitisme, nationalisme en de oorlogszucht aan de kaak stelt.

Een compliment voor de corrector(en) dat alle Hongaarse namen foutloos zijn gespeld.

Het foutje op pagina 68 in de term ”Grieks-Orthodoxe Kerk in Roemenië” (dat moet zijn: ”Oosters-Orthodoxe Kerk in Roemenië” of ”Roemeens-Orthodoxe Kerk”) neemt niet weg dat dr. Aalders met kennis van zaken in een prettig leesbare stijl een goed gedocumenteerd boek schreef dat behalve voor historici en theologen ook uiterst interessant en leerzaam is voor christelijke organisaties en kerken die internationale contacten onderhouden.

Boekgegevens

”Nederlandse en Hongaarse protestanten gedurende het interbellum”, Maarten J. Aalders; uitg. De Vuurbaak; 448 blz.; € 27,99

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer