Kunstenaar Van de Velde stond met zijn neus op zeeslagen
We kennen ze van militaire missies in Afghanistan en Irak: journalisten die met de soldaten optrekken om verslag te doen van de operatie. Nieuw is het verschijnsel niet. Al in de zeventiende eeuw stond zeeschilder Willem van de Velde met zijn neus op gevechtshandelingen op zee.
Van de Velde (1611-1693) was aanwezig bij verschillende grote zeeslagen. Hij ging ten minste zes keer officieel mee als ”teeckenaar van de Vloote”, vanaf het uitbreken van de eerste oorlog tegen Engeland in 1652 tot een van de laatste grote zeeslagen in 1673. De details op tekeningen die hij maakte zijn verbluffend: het houtsnijwerk van de scheepsspiegel, de kogelgaten in de bolle zeilen, de ragfijne draden van de tuigage, de kruitdampen die de kanonnen uitbraken, het wrakhout in zee – alles is tot in de finesses weergegeven. En dat op een formaat van vaak ruim 1 bij 1,5 meter. De kunstenaar was soms maanden met één tekening bezig.
Natuurlijk kon Van de Velde al die details niet op het doek vastleggen terwijl hij op zee was. Hoe hij dat wel deed en hoe hij het voor elkaar kreeg om als eerste embedded kunstenaar bij grote zeeslagen betrokken te raken, vertelt het Scheepsvaartmuseum in Amsterdam in de grote tentoonstelling ”Willem van de Velde & Zoon”.
Het Scheepvaartmuseum is dé plek voor deze tentoonstelling. Het gebouw opende in 1656 zijn deuren als ’s Lands Zeemagazijn van de Admiraliteit van Amsterdam. Hier lagen de materialen en wapens waarmee de oorlogsvloot uitgerust, bevoorraad en onderhouden werd. Toen Van de Velde de Oude rond 1636 met zijn vrouw en hun zoontje Willem in Amsterdam kwam wonen, moest het dus nog worden gebouwd. De kunstenaar zal de werkzaamheden met meer dan gemiddelde belangstelling hebben gevolgd.
Concurrenten
Willem van de Velde de Oude was de zoon van een kaagschipper uit Leiden. Schepen hadden al vroeg zijn interesse. Hij groeide op aan boord, en mogelijk heeft hij van zijn buurman de Leidse kunstschilder Cornelis Liefrinck de kunst van het tekenen afgekeken. In elk geval vertrok hij rond 1636 naar Amsterdam om als scheepstekenaar carrière te maken. In de grootste havenstad van Europa was immers veel vraag naar scheepstekeningen. Op Kattenburg, bij de haven, kon Van de Velde talloze schepen zien komen en gaan; een rijke bron van inspiratie.
In Amsterdam moest Van de Velde de Oude wél opboksen tegen een groot aantal concurrenten. De maritieme schilderkunst is een echt Nederlandse uitvinding. Rond 1650 waren er in de stad wel zo’n twintig zeeschilders actief. Van de Velde onderscheidde zich met virtuoze, zeer gedetailleerde tekeningen van schepen, waarbij hij zich vooral toelegde op het zo nauwkeurig mogelijk weergeven van de achterzijde –de spiegel–, waaraan een schip kon worden herkend. De kunstenaar mikte op een publiek van gefortuneerde kenners, want het maken van zo’n tekening was tijdrovend en dus kostbaar; zeker gezien het steeds grotere formaat waarop hij werkte.
Maar hij had succes. Admiraal Cornelis Tromp gaf hem bijvoorbeeld de opdracht om de heldendaden van zijn vader Maarten Harpertsz. Tromp en van hemzelf vast te leggen. Maar ook de Italiaanse kardinaal Leopoldo de Medici was onder de indruk van zijn talent.
Intussen stimuleerde Van de Velde zijn zoon Willem om zich bekwamen in het schildersvak. Olieverfschilderijen waren sneller en dus goedkoper te maken. De basis voor een succesvol familiebedrijf was gelegd. Van de Velde de Jonge had net zo’n oog voor details als zijn vader, maar combineerde dat met een groter gevoel voor sfeer en compositie.
Galjoot
Dankzij goede contacten met de admiraliteit in Amsterdam kreeg Van de Velde de Oude het voor elkaar dat hij, als eerste kunstenaar ooit, mee mocht op zee als er weer eens een zeeslag moest worden uitgevochten. Hij kreeg een klein zeilschip toegewezen –een galjoot– en kon op die manier de gevechtshandelingen van dichtbij volgen. Aan boord maakte hij aantekeningen en schetsen die hij naderhand in zijn atelier uitwerkte. Hij maakte daarbij gebruik van tekeningen die hij eerder had gemaakt van schepen die in de haven lagen. Op zee hoefde hij zodoende alleen de naam van het desbetreffende schip in de schets te noteren; de details zaten al in zijn archief.
Rampjaar
Op ”Episode uit de zeeslag in de Sont” (ca. 1660) heeft Van de Velde zichzelf weergegeven, varend tussen de talloze schepen die in hevig gevecht met elkaar zijn. Er stond overigens wel iets tegenover de welwillendheid van de heren van de admiraliteit. Als Van de Velde terugkeerde moest hij eerst aan hen verslag uitbrengen van wat op zee was gebeurd; ook nam hij wel vertrouwelijke brieven mee voor de leidinggevenden op zee. Van onafhankelijke journalistiek was in die tijd nog geen sprake. Wie betaalt, bepaalt.
Dat vader en zoon Van de Velde kunst en politiek prima van elkaar konden scheiden, bleek in 1672, het Rampjaar, waarin de Republiek werd aangevallen door een alliantie van Engeland, Frankrijk, Münster en Keulen. Dit had onder meer tot gevolg dat de markt voor (dure) kunstwerken instortte. Onbekommerd koos de familie Van de Velde er toen voor om in te gaan op een oude uitnodiging van de Engelse koning om aan het hof in Londen te komen werken en portretten te maken van Engelse schepen en zeeslagen. Voor Van de Velde de Jonge betekende deze overstap een doorbraak in de Britse aristocratische wereld. Nog eeuwenlang zou hij Britse zeeschilders –onder wie de grote William Turner (1775-1851)– blijven inspireren.
In Nederland zijn de Van de Veldes betrekkelijk laat herontdekt. Pas in de negentiende eeuw ontstond er een nationaal gevoel dat teruggreep op de glorie van de Gouden Eeuw. De pentekeningen van Van de Velde de Oude werden tot ver in de twintigste eeuw hoofdzakelijk beschouwd als getekende documenten, niet als zelfstandige kunstwerken. Het Scheepvaartmuseum laat zien hoe onterecht dat was.
www.hetscheepvaartmuseum.nl