Commissie: Kamer moet over positie praten bij aantreden kabinet
De Tweede Kamer moet bij het aantreden van het nieuwe kabinet met zichzelf in discussie gaan over zijn eigen positie in het wetgevingsproces. Dat stelt André Bosman voor, die voorzitter was van een Kamercommissie die problemen bij uitvoeringsorganisaties heeft onderzocht. De Kamer moet volgens hem laten zien wie de baas is, want „de machtspositie van de departementen is onevenredig groot” en de informatievoorziening laat nogal wat te wensen over.
De commissie-Bosman bracht begin dit jaar een kritisch rapport uit. Burgers raken klem ‘tussen balie en beleid’, was de conclusie. Wetgeving houdt niet genoeg rekening met de uitvoering, en daarvan zijn burgers de dupe. Voorbeelden zijn problemen bij de Belastingdienst, het UWV en het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen.
Bosman, die zelf niet meer in de Kamer zit, besprak het rapport donderdag in de Kamer, maanden nadat het is uitgebracht. Liever had hij de Kamer vlak na de verkiezingen in maart gesproken. „Het was makkelijker geweest over deze keuzes te spreken, voordat procedures alweer zijn ingesleten en de verhoudingen weer in de oude steigers staan.”
Maar het aantreden van een nieuw kabinet is ook „een mooi moment” om meer te doen met de aanbevelingen uit het rapport, zegt het oud-VVD-Kamerlid.
De Kamer is volgens de commissie voor een groot deel verantwoordelijk voor de problemen bij de uitvoerders, onder meer door de gebrekkige behandeling van wetten. „Door een weinig proactieve houding van de Kamer bepaalt het kabinet de wetgevingsagenda. En de Kamer laat het gebeuren.” Een stevigere positie van de gekozen Kamer is ook een belangrijk thema in de discussie over de gewenste nieuwe bestuurscultuur.
Niet iedereen vindt de kritiek op de Kamer overigens terecht. „Als je het rapport goed leest, zie je hoe wij én de uitvoeringsorganisaties tegen de ministeries op moeten beuken”, zegt SP-Kamerlid Renske Leijten. De opmerking van Bosman dat het kabinet zelf ook slechts een uitvoeringsorganisatie is, schoot haar in het verkeerde keelgat. Ze wijst op de ministerraad die wel degelijk besluiten kan nemen. Bovendien ligt er nog een enorme „stapel onuitgevoerde moties”, aldus de socialiste.
„Ik vind dat naar bewindspersonen bijna geen kritische opmerkingen zijn gemaakt”, zegt PvdA’er Arib tegen de commissie. „Ik merk ook in debatten en ook in allerlei andere situaties, dat bewindspersonen zich gedragen als een verlengstuk van hun eigen partij, terwijl een bewindspersoon het landsbelang dient. En daar zit ook een spanningsveld.”