Griekse rechtszaak tegen reddingswerkers uitgesteld
Op het Griekse eiland Lesbos is donderdag de rechtszaak tegen 24 reddingswerkers, onder wie een Nederlander, voor onbepaalde tijd uitgesteld. Zij worden verdacht van spionage en het onthullen van staatsgeheimen en riskeren boetes en celstraffen tot acht jaar. Kort na aanvang van de rechtszaak besloot de rechter niet bevoegd te zijn en de zaak te verwijzen naar een hogere rechtbank, melden vertegenwoordigers van Amnesty International, die de zaak bijwonen.
De hulpverleners, onder wie de Nederlander Pieter Wittenberg, waren betrokken bij de vluchtelingencrisis op de Griekse eilanden en zeggen mensenlevens te hebben gered. De aanklachten kunnen nog veel zwaarder worden als de groep mensensmokkel, witwassen en deelname aan een criminele organisatie ten laste wordt gelegd. Daarop staan celstraffen tot 25 jaar. De hulpverleners ontkennen de aantijgingen.
Amnesty International heeft de Griekse autoriteiten opgeroepen de rechtszaak in te trekken. De organisatie zegt evenals Human Rights Watch dat het „politiek gemotiveerde” proces is bedoeld om andere hulpverleners te intimideren. Het Europees Parlement heeft het de „grootste zaak van het criminaliseren van solidariteit in Europa” genoemd.
Wittenberg zegt het teleurstellend te vinden dat er geen inhoudelijke uitspraak over de zaak is gekomen. Op die manier had volgens hem „voor eens en voor altijd vast kunnen komen te staan dat humanitair werk geen misdaad is”. Volgens betrokkenen gaat de zaak in april of mei volgend jaar verder op Lesbos.
Een van de verdachten is de 25-jarige Sarah Mardini uit Syrië, die samen met de 27-jarige Duits-Ierse duiker Seán Binder mensen uit zee redde. De twee werden in 2018 aangehouden en zaten ruim honderd dagen vast. In die periode werkte de 73-jarige Wittenberg als schipper op een reddingsboot. In onder meer Berlijn zijn recent solidariteitsbijeenkomsten gehouden voor de hulpverleners.