Kamer steunt mogelijkheid coronapas in niet-essentiële winkels
Een meerderheid van de Tweede Kamer kan zich vinden in het voornemen van demissionair minister De Jonge om de toepassing van het coronatoegangsbewijs ook mogelijk te maken in de niet-essentiële detailhandel en de niet-essentiële dienstverlening.
Dat bleek woensdag tijdens de behandeling van het wetsvoorstel.
Onder de niet-essentiële detailhandel schaart het kabinet onder meer kleding-, elektronica-, speelgoed-, meubel-, keuken-, vuurwerk- en schoenenwinkels, maar ook boekhandels, bouwmarkten, tuincentra, warenhuizen en juweliers. Bij de niet-essentiële dienstverlening gaat het om pret- en dierenparken, speeltuinen op publieke plaatsen, sauna’s, zonnebanken en massage- en nagelsalons.
Het wel of niet verbreden van de inzet van de coronapas komt pas volgende week in stemming. Daarna moet ook de Eerste Kamer zich nog buigen over het wetsvoorstel.
Gaat ook die akkoord, dan is de plicht om voor de genoemde (winkel)locaties een QR-pas te laten zien daarmee nog niet meteen van kracht. De wet regelt alleen de bevoegdheid van De Jonge om zo’n maatregel in te voeren. Of hij daar gebruik van gaat maken, blijkt pas in december. Dan wil het kabinet nagaan wat het effect is geweest van de vrijdagavond aangekondigde lockdownmaatregelen, én bezien of die gegeven de epidemiologische situatie van dat moment weer kunnen worden verruimd.
Dat verruimen gebeurt dan waarschijnlijk onder voorwaarden. Eén van die voorwaarden is dan het moeten tonen van de coronapas, waaruit blijkt dat iemand is gevaccineerd, van een eerdere besmetting is genezen of negatief is getest (3G).
Tijdens het debat werd duidelijk dat De Jonge het bij de stemmingen vooral zal moeten hebben van VVD, D66, CDA en CU; de coalitiepartijen van Rutte III. De boden steun, maar grepen wel de gelegenheid aan om De Jonges voorstel op een aantal onderdelen bij te stellen. De belangrijkste wijziging is dat De Jonge in december op basis van de wet ook kan grijpen naar een ander middel om de maatregelen voor winkels in december zo veilig mogelijk te kunnen versoepelen, namelijk de 1,5-meterregel. Klanten moeten dan dus afstand houden, in plaats van een pas te laten zien. Overigens is de minister degene die daarbij mag besluiten welke maatregel het wordt, en dus niet de winkelier.
De vier bedongen verder aan de hand van welke criteria De Jonge moet besluiten of de pas wordt ingezet en waar. Zo moet hij onder andere kijken naar de lokale en regionale besmettingsgraad, de omvang van een (winkel)locatie en het type winkel of onderneming.
Het gros de oppositiepartijen, waaronder de SGP, ziet totaal geen brood in de wet. Volgens SGP-Kamerlid Stoffer is het volstrekt onduidelijk hoe de pas de verspreiding van het virus tegengaat.