In de ogen komt de mens terug
Zittend op een stoel, handen in de schoot en dan die kleren. De blikken van de mensen zijn leeg, angstig en schuw en ze kijken je niet aan. De portretten die kunstenaar Jan van Herwijnen zo’n honderd jaar geleden maakte, zijn levensgroot, komen op je af en doen iets met je. Je kunt er niet omheen, hier in de zaal in Museum MORE in Gorssel.
Wie zich van tevoren niet heeft ingelezen, kan niet direct duiden wie de getekende personen op de manshoge werken zijn. Daklozen, gevangenen of zieken wellicht? Het blijken psychiatrische patiënten te zijn die Jan van Herwijnen (1889-1965) even treffend als confronterend heeft vastgelegd.
De 32 werken die nu in Gorssel hangen, waren in 2005 voor het laatst integraal te zien in Museum Arnhem onder de naam ”De krankzinnigen”. De aanduiding die de kunstenaar zelf gebruikte voor de tekeningen maar die volgens Museum MORE verouderd is. Conservator Marieke Jooren: „Wij hebben gekozen voor een andere titel voor de tentoonstelling: tekenen uit mededogen. Niet om de serie een nieuwe naam te geven, maar we vinden dat het woord niet meer past in deze tijd.”
Krankzinnig betekent volgens Van Dale geestesziek. Jooren: „Daar is eigenlijk niets mis mee, want zo is het: de geest is ziek. Maar toch voelde het niet goed om dit woord prominent te gebruiken.” Het museum wil juist laten zien dat een psychische crisis iedereen kan treffen. „Van Herwijnen vond dat een kunstenaar het leed van de mensen moet doorleven en dat zijn kunst daarvan getuigt.”
De toestand van de geportretteerden was Van Herwijnen niet vreemd. Op 29-jarige leeftijd werd hij een week ter observatie opgenomen in de psychiatrische kliniek van het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam. „In 1918 was ik weer eens uit mekaar gevlogen”, zo omschreef Van Herwijnen het destijds tegenover zijn vrouw. Een patiëntendossier van de kunstenaar is nooit gevonden, maar hij geeft zelf een verklaring voor zijn psychische crisis: „Ik was gewond geraakt door het zwervende bestaan dat ik vanaf mijn elfde had.” Van Herwijnen werd geboren in een arbeidersgezin. Zijn ouders kregen elf kinderen, van wie er vijf al heel jong overleden. Vanaf zijn elfde moest hij zijn eigen brood verdienen en had hij allerlei baantjes zowel in Nederland als in Engeland.
Bevrijd
Op voorspraak van een arts uit het Wilhelmina Gasthuis mag Van Herwijnen na zijn opname in het Willem Arntsz Huis in Utrecht aan de slag om patiënten te portretteren. In het op een na oudste psychiatrisch geneeskundig instituut in Nederland tekent hij in 9 maanden tijd 32 mensen op vellen papier van zo’n 1,1 bij 1,8 meter.
Van Herwijnen eet samen met de patiënten, spreekt met ze en bouwt een band met hen op. In een uur weet de kunstenaar de mensen in heldere lijnen, grafisch, gestileerd maar toch met veel gevoel op papier vast te leggen. Langer stilzitten kun je van deze mensen niet verwachten, zei Van Herwijnen.
Het zijn zware sessies voor de kunstenaar. ’s Avonds komt hij fysiek en emotioneel leeg thuis, om de volgende dag vanuit de hoofdstad weer af te reizen naar Utrecht. Ook als hij niet tekent, wil hij er zijn. Om de mensen te observeren maar ook om het vertrouwen van de patiënten te winnen. Daarover zei Van Herwijnen tegen zijn vrouw: „Ik keek ze net zo lang aan tot ik zag dat ze bevrijd werden van hun hallucinaties (…) dat je ineens daar in die ogen die mens weer ziet terugkomen.” Het tekent het doel en de zware opdracht die de jonge Van Herwijnen zichzelf gesteld moet hebben: de mens zichtbaar maken.
In het Willem Arntsz Huis kwamen vaak de zwaardere en chronische patiënten terecht. De instelling was –zoals de meeste begin twintigste eeuw– ingedeeld op basis van sekse, klasse en gedrag. De armsten zijn te herkennen aan hun gestichtskleding, die Van Herwijnen als hobbezakken op het papier zet. De rijkeren dragen hun eigen kleding, waar duidelijk meer vorm in zit. In het schoeisel van de meeste patiënten ontbreken de veters; een voorzorgsmaatregel. De eigen kleding is het enige bezit waarmee de geportretteerden zijn weergegeven. De werken hebben geen naam, waarschijnlijk uit overwegingen van privacy – vrij modern voor die tijd. Het maakt de tekeningen nog krachtiger: het zijn de naamlozen die hier zitten. Van Herwijnen geeft hun die onttrokken zijn aan de buitenwereld een gezicht.
Slechts één in deze serie heeft iets persoonlijks in haar schoot. Op haar schort ligt een tulp. De jonge vrouw met donker haar en flinke kringen onder de ogen is afgebeeld alsof ze juist wil opstaan. Haar kleding, hoewel te groot, toont schoon en minder smoezelig dan bij anderen. Ze zou, volgens de weduwe van de kunstenaar, een kindje verloren hebben. Gek van verdriet is de moeder opgenomen in de instelling. Die radeloosheid maakt Van Herwijnen hier zichtbaar in zwart krijt. Menig toeschouwer zal iets voelen; mededogen, bijvoorbeeld.
In de psychiatrische zorg is sinds 1919 veel veranderd. Was er destijds nauwelijks medicatie voorhanden, nu is er een keur een psychofarmaca op de markt. Begin twintigste eeuw werden langdurige badbehandelingen voorgeschreven: onrustige patiënten werden soms dagen in een lauwwarm bad gehouden. Inclusief afdekzeil waar alleen het hoofd bovenuit stak; alles om mensen tot rust te brengen. Nu zijn er diverse soorten behandelingen als systeemtherapie, cognitieve gedragstherapie of bijvoorbeeld psychotherapeutische behandelingen.
Spiegel
„Technisch gezien zijn de tekeningen van Van Herwijnen niet zo interessant”, zegt conservator Jooren. „Het is 32 keer hetzelfde, een mens op een stoel uitgetekend in zwart krijt op papier. Hoewel hij daarmee een keur aan diverse tinten grijs weet te maken, blijft het een herhaling.” Wat de werken wel uniek maakt? „De portretten spraken toen en nu tot de verbeelding en roepen vragen op over de grens tussen normaal en gek en over onze vooroordelen over de psychiatrie.”
Zo bezien zijn de tekeningen van Van Herwijnen ook een spiegel. En wie zelf of in zijn omgeving ook maar een beetje heeft gezien wat het inhoudt om te lijden aan het leven, weet: ik had ook op die stoel kunnen zitten.
De tentoonstelling ”Tekenen uit mededogen” is tot 9 januari te bezichtigen.