Rabbijn Jacobs spreekt op herdenking Duitse oorlogsbegraafplaats Ysselsteyn
Opperrabbijn Binyomin Jacobs spreekt zondag tijdens de jaarlijkse Duitse Volkstrauertag op de Duitse oorlogsbegraafplaats bij het Limburgse dorpje Ysselsteyn. Vorig jaar trok hij nog fel van leer tegen de herdenking.
Op de grootste oorlogsbegraafplaats van Nederland liggen ruim 30.000 mensen begraven. Voornamelijk zijn dat Duitse soldaten, maar ook liggen er SS’ers, Nederlandse collaborateurs en gewone burgers. Alle uitersten dus.
In een column –die gepubliceerd werd in het Nieuw Israëlitisch Weekblad en op het christelijke CIP.nl– van oktober 2020 schreef Jacobs over de herdenking op Ysselsteyn: „Eer betonen aan verraders en moordenaars die er vrijwillig voor gekozen hebben om o.a. mijn familie uit te moorden en/of ze naar de gaskamers te hebben gestuurd? No way!”
Waarom spreekt u zondag toch op Ysselsteyn?
„Omdat mijn kritiek niet meer bestaat. Tijdens mijn bezoek aan Ysselsteyn heb ik alleen mensen ontmoet die de misdaden van bijvoorbeeld de SS in alle toonaarden veroordelen. Ik heb goede gesprekken gevoerd met onder andere de Duitse regering en het Centraal Joods Overleg. Daarbij was er sprake van een en al begrip. Sindsdien is er veel ten goede veranderd. Het project was al goed, maar de presentatie was verkeerd. Er werden bijvoorbeeld kransen gelegd. Bedoeld voor de gewone soldaten, maar toch komt dat natuurlijk totaal verkeerd over op een begraafplaats waar ook allerlei soorten moordenaars liggen.”
Wat is er precies veranderd?
„Er stond bijvoorbeeld bij de ingang van de begraafplaats een steen waarop te lezen was dat op Ysselsteyn 31.585 Duitse soldaten rusten. En natuurlijk liggen er Duitse soldaten die er niets aan konden doen dat ze naar het front gestuurd werden. Maar er liggen ook SS’ers van de ergste soort.
Daarom is het gek dat er alleen gesproken werd van Duitse soldaten. Deze tekst is weggehaald. Daarvoor in de plaats komt binnenkort een plaquette ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, zoals de Joden en de Sinti. Verder staan er inmiddels informatieborden die vertellen over de achtergrond van de mensen die op Ysselsteyn begraven liggen, en dus ook over de misdaden die sommigen van hen begaan hebben in de oorlog.”
Waarom wordt er een herdenking gehouden op een Duitse oorlogsbegraafplaats?
„Het woord herdenken heeft bij ons een heel andere betekenis dan de Duitse equivalent gedenken. Bij ons hangt het nauw samen met eren. In het Duits gaat het veel meer om ‘erbij stilstaan’. Dat is een belangrijk verschil. De Duitse overheid heeft gigantisch veel tijd geïnvesteerd in een educatief centrum op Ysselsteyn. De Duitse en Nederlandse jeugd kan hier zij aan zij leren en nadenken over de vraag hoe mensen in monsters kunnen veranderen. Filmpjes en ander materiaal laten zien wat de nazi’s hebben aangericht, maar besteden ook aandacht aan het feit dat Nederland de grenzen sloot voor Joodse vluchtelingen uit Duitsland. Dit alles met als doel om dergelijke gruwelijkheden in de toekomst te voorkomen.”
Wat gaat u de mensen meegeven in uw speech?
„Aan de ene kant ga ik duidelijk zeggen dat ik de mensen die mijn familie hebben vermoord niet kan vergeven. Wie ben ik, als nazaat, om te vergeven?
Ik begin mijn speech met te zeggen dat ik me enigszins bezwaard voel, bijna een verrader. Een verrader, omdat op Ysselsteyn ook gruwelijke moordenaars liggen, die er debet aan zijn dat 80 procent van mijn familie niet terugkeerde, zoals we dat zo steriel benoemen. Bewust zeg ik liggen en vermijd ik het woord rusten, omdat ik weet dat deze mensen hun verdiende straf niet zijn ontlopen.
Aan de andere kant spreek ik mijn grote waardering uit voor het educatieve centrum dat geopend wordt. Duitse en Nederlandse kinderen die daar samen zien waar het mis is gegaan, dat is de basis om vrede te houden.”
Hoe vinden de mensen uit uw omgeving het dat u het woord voert op een Duitse oorlogsbegraafplaats?
„De mensen die net als ik kritisch waren over de vroegere herdenking zijn het er volledig mee eens dat ik ga. Niemand zei me dat ik eigenlijk niet naar Ysselsteyn zou moeten gaan.”