Adidas geraakt door Chinese boycot en coronalockdowns in Azië
Adidas heeft een stuk minder kleding verkocht in Azië en met name in China. Dat komt door de Chinese boycot tegen het sportmerk, omdat het Duitse bedrijf zich had uitgesproken over mensenrechtenschendingen in de Chinese regio Xinjiang. Ook werd er minder verkocht vanwege de lockdownmaatregelen in delen van Azië vanwege het oplopende aantal coronabesmettingen.
Daarnaast moesten fabrieken van Adidas in Vietnam tijdelijk worden gesloten en had het bedrijf ook last van de wereldwijde problemen in de toeleveringsketen. Al deze factoren bij elkaar hebben Adidas naar eigen zeggen zo’n 600 miljoen euro aan omzet gekost in het derde kwartaal.
In Azië verkocht Adidas de afgelopen periode 8 procent minder en in China bijna 15 procent. Adidas benadrukte geen katoen te gebruiken uit Xinjiang, waar volgens mensenrechtenorganisaties veel Oeigoeren worden vervolgd en dwangarbeid moeten verrichten in de textielsector. Eerder dit jaar laaide de woede onder nationalistische Chinezen over dit soort verklaringen weer op en werd onder meer opgeroepen geen Adidas-kleding meer te kopen.
Op sociale media was vooral H&M, samen met andere westerse merken, het mikpunt van veel Chinezen. In maart sloot H&M nog een aantal winkels in China vanwege de storm van kritiek op uitlatingen van de modeketen.
De omzet van Adidas steeg in het derde kwartaal wereldwijd met ruim 3 procent ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar, naar bijna 5,8 miljard euro. Vooral in Europa en Noord-Amerika waren de opbrengsten hoger. De nettowinst groeide met 70 procent naar 984 miljoen euro. Daarvan was ongeveer de helft te danken aan eenmalige baten die vooral te maken hebben met de verkoop van Reebok.