Mijn kracht
Psalm 118:17
„Ik zal niet sterven, maar leven en ik zal de werken des Heeren vertellen.”
In de geestelijke strijd is dit het allerbeste en de naaste weg ter overwinning, dat men dit lied van de heiligen leert zingen. Dat wil zeggen: zichzelf te verloochenen en zich vast te klampen aan Gods rechterhand.
Hiermee wordt de duivel een grote poets gebakken, zodat hij leeg stro vindt om te dorsen. Namelijk zo: ik wil niets zijn, de Heere zal al mijn macht zijn.
Als ik het zo aanleg, dan ben ik van mijzelf gereinigd en ontledigd van alles wat het mijne is en kan ik zeggen: „Duivel, wat vecht je toch? Poog je mijn goede werken en mijn eigen heiligheid voor God te gispen? Wat wil je toch, ik heb ze niet. Mijn macht is niet mijn macht: de Heere is mijn macht. Vrind, pluk maar eens veren uit mijn hand, of tel eens geld uit een lege buidel. Maar wil je tegen mijn zonden een aanklacht inbrengen? Wel, ik heb er geen: hier werkt de macht van de Heere; die mag je mijnentwege aanklagen tot je het beu wordt. Ik weet noch van zonden, noch van heiligheid in mij. Niets, niets weet ik, behalve dat Gods kracht in mij woont.”
Ik stel, dat het kostelijk is, als iemand zo van zichzelf af kan zien en de duivel met zijn lege zak zou kunnen bespotten, zoals een arme huisheer de dief ’s nachts in zijn huis greep!
Maarten Luther, hoogleraar in Wittenberg
(”Psalm 118 verklaard”, 1530)