Kabinet wil bedrijven die fossiele steun verliezen helpen
Het kabinet erkent dat het tekenen van de verklaring over het stopzetten van steun aan fossiele brandstofprojecten „een verslechtering van de internationale concurrentiepositie” betekent voor Nederlandse bedrijven. Die profiteren nu nog volop van dit soort overheidshulp. Samen met belanghebbenden wil het kabinet gaan bekijken „wat haalbaar en nodig is voor een groene transitie”, laat staatssecretaris Hans Vijlbrief de Tweede Kamer weten. Behoud van banen en kennis staat daarbij centraal.
Na aanvankelijke weigering tekende Nederland maandag alsnog de verklaring op de klimaattop in Glasgow. Daarin staat dat het eind volgend jaar afgelopen moet zijn met staatssteun voor nieuwe fossiele brandstofprojecten in andere landen. Dat vergt een hele omslag voor bijvoorbeeld de maritieme sector, die zeer actief is op dit terrein. Nederlandse bedrijven leggen bijvoorbeeld pijpleidingen voor olie en gas, installeren boorinstallaties en baggeren de bodem uit om winning en transport van fossiele brandstoffen mogelijk te maken.
De Nederlandse overheid helpt bedrijven hier onder meer bij met zogeheten exportkredietverzekeringen (ekv). Dat zijn verzekeringen voor grote projecten die niet op de normale manier te verzekeren zijn. Ruim een kwart (26 procent) van alle lopende verplichtingen die de staat op zich heeft genomen draagt het stempel ‘fossiel’. Dat komt neer op bijna 5 miljard euro. Lopende projecten blijven buiten schot, maar ze maken wel de omvang van de overheidssteun duidelijk.
„Bedrijven kunnen op korte termijn orders verliezen aan concurrenten in andere landen die de verklaring vooralsnog niet hebben getekend en wel gebruik kunnen maken van de ekv”, schrijft Vijlbrief. „Deze bedrijven moeten hun strategie hierop aanpassen bijvoorbeeld door te reorganiseren, meer risico te nemen of andere contracten af te sluiten met hun afnemers.” Tegelijkertijd schept de overgang naar duurzame energie „nieuwe kansen voor bedrijven”, aldus de staatssecretaris.
Tot nog toe hebben 26 landen en instellingen de verklaring ondertekend. Daaronder zijn de VS, het Verenigd Koninkrijk, Canada, Italië en Denemarken. Het kabinet hoopt dat veel landen nog zullen volgen, zodat een „eerlijk speelveld” ontstaat.
Vijlbrief gaat ook in op de „beperkte uitzonderingen” waar in de verklaring naar wordt verwezen. Zo gaat het in zijn volledigheid over steun aan „ongemitigeerde” projecten. Die woordkeuze laat ruimte voor projecten waarbij CO2 wordt afgevangen en opgeslagen, concludeert Vijlbrief. „Internationale overheidssteun voor fossiele projecten die hun emissies afvangen of compenseren zou dus mogelijk zijn.” Verder mogen overheden activiteiten blijven verzekeren die alleen indirect te maken hebben met de fossiele energiesector, zoals het uitbaggeren van een haven waarin ook fossiele brandstoffen worden getransporteerd.