Is gewelddadig schietspel écht geen oorzaak van agressief gedrag?
Is een gewelddadig schietspel ”maar een spelletje” of leidt het tot agressief gedrag? Een Britse wetenschapper claimt die vraag eindelijk beantwoord te hebben. Tegelijk blijft ze op veel vragen het antwoord schuldig.
Deze week is in het Verenigd Koninkrijk de nieuwste versie van het schietspel Call of Duty uitgebracht, een gewelddadige videogame waarin spelers worden uitgedaagd hun tegenstanders zo efficiënt mogelijk om te leggen.
Dat was direct een aanleiding tot de vraag: zetten zulke gewelddadige videogames jongeren aan tot moorddadig geweld? Dat verband wordt in de media geregeld gelegd. En niet voor niets.
Om maar even enkele voorbeelden te noemen: de Noorse fascist Anders Breivik (destijds 33) trainde zijn schietvaardigheid door Call of Duty te spelen. Hij gebruikte daarbij een richtapparaat dat hij ook inzette tijdens zijn aanslag op het jongerenkamp op het Noorse eiland Utøya waarbij op 22 juli 2012 in totaal 69 doden vielen.
Voorbeeld 2: Tristan van der Vlis (destijds 24) doodde op 9 april 2011 zijn slachtoffers in Alphen aan den Rijn op dezelfde manier waarop hij zijn fictieve slachtoffers neerpafte in zijn favoriete computerspel: Modern Warfare 2, een variant van Call of Duty.
Toch beweert Agne Suziedelyte, hoofddocent aan het Department of Economics van City van de University of London, dat gewelddadige videogames niet leiden tot meer geweld op straat. In augustus publiceerde ze al een voorpublicatie van haar onderzoek in het Journal of Economic Behavior & Organization. Vrijdag is het definitieve, door andere wetenschappers gecontroleerde artikel uitgebracht.
Slopen
Suziedelyte richtte zich op jongens van 8 tot 18 jaar, volgens haar de groep die de meeste gewelddadige videogames speelt. Ze onderzocht de effecten van gewelddadige videogames op twee soorten geweld: agressie tegen andere mensen en het slopen van andermans eigendommen.
Met de gebruikte onderzoeksmethode vond ze geen duidelijk oorzakelijk verband tussen geweld en het spelen van nieuwe gewelddadige videogames. De ouders van de betrokken kinderen meldden echter wel dat kinderen meer geneigd waren dingen kapot te maken na het spelen van gewelddadige videogames.
„Alles bij elkaar suggereren deze resultaten dat gewelddadige videogames kinderen kunnen ophitsen, maar deze agressie vertaalt zich niet in geweld tegen andere mensen”, stelt Suziedelyte. Volgens haar komt dat doordat „het spelen van videogames meestal thuis gebeurt. Daar zijn de mogelijkheden om geweld te plegen klein.” Ze noemt dit het incapacitatie-effect.
Dat effect is vooral belangrijk voor jongens die vatbaar zijn voor geweld en die zich aangetrokken voelen tot gewelddadige videogames. Ze verwacht daarom dat beperkingen aan de verkoop van videogames aan minderjarigen het geweld tegen andere mensen niet zal verminderen. Immers, het verband tussen de games en het geweld op straat ontbreekt volgens haar onderzoek.
Mannelijk geslacht
Een artikel in het wetenschappelijke tijdschrift Criminal Justice and Behaviour (2008) in het wetenschappelijke tijdschrift Criminal Justice and Behaviour (2008) kwam tot een vergelijkbare conclusie. Toen bleken mannen vaker gewelddadig gedrag te vertonen dan vrouwen. De onderzoekers concludeerden toen dat „agressie, huiselijk geweld en mannelijk geslacht” enige voorspellende waarde hebben of mannen gewelddadig crimineel gedrag kunnen gaan vertonen; maar het spelen van gewelddadige games niet.
Nu weer even terug naar Anders Breivik en Tristan van der Vlis. Was het dan voor hen ook ”maar een spelletje”? Waarschijnlijk niet. Breivik nam van de zomer van 2006 tot de zomer van 2007 een sabbatical om op zijn slaapkamer fulltime te oefenen met het schietspel World of Warcraft, 16 tot 17 uur per dag. Het was hem bittere ernst.
Hetzelfde geldt voor Van der Vlis. Het spel Modern Warfare 2 zou volgens een AD-artikel in 2011 „griezelig veel overeenkomsten” vertonen met de uitvoering van het bloedbad dat de twintiger aanrichtte in Alphen aan den Rijn.
Kinderen neerschieten
Voor de meeste jongeren zijn Call of Duty, Modern Warfare en World of Warcraft wellicht ”maar een spel”. De Noor Tore Sinding Bekkedal, die aan de schietpartij van Breivik ontkwam, liet persbureau Reuters weten dezelfde gewelddadige videogames te spelen. „En ik schiet geen kinderen neer.”
Maar dat geldt niet voor iedereen. Het is waar: als een persoon gewelddadige videogames speelt en vervolgens geweld pleegt, bewijst dat niet dat de videogames het geweld hebben veroorzaakt. Maar het omgekeerde kan wel degelijk een rol spelen, zegt Seena Fazel, forensisch psychiater aan de Britse Universiteit van Oxford, tegen persbureau Reuters. „Personen met gewelddadige neigingen voelen zich aangetrokken tot gewelddadige videogames.”
Uit onbehagen met de echte werkelijkheid creëren ze hun eigen digitale realiteit, constateert Thomas Hylland Eriksen, hoogleraar sociale antropologie aan de universiteit van Oslo. De problemen ontstaan wanneer ze hun alternatieve realiteit gaan uitbreiden naar de echte wereld. Toen Breivik zijn uniform aantrok, „was hij niet langer de eenzame jongeman uit het westen van Oslo; hij werd een ridder, een verdediger van de beschaving, van Europa tegen de binnenvallende moslims.”
Die aspecten heeft de Londense onderzoeker Suziedelyte echter niet meegewogen in haar conclusies. Maar ze zijn wel reëel. „Mensen willen een antwoord op de vraag waarom deze dingen gebeuren. Dat is volkomen begrijpelijk”, aldus de Oxfordse psychiater Fazel.
Het pleit de gewelddadige videogames dus niet helemaal vrij. Al veroorzaken gewelddadige videogames niet meer geweld op straat, ze vormen wel de ideale realistische oefenomgeving voor maatschappijvijandige individuen als Breivik en psychisch labiele personen als Van der Vlis. Als die dan ook nog eens toegang hebben tot echte wapens, is het leed niet te overzien.