Prof. dr. Bart Wallet streeft naar een vroom leven in het midden van de cultuur
Een bescheiden, vroom leven in het alledaagse leven gestalte geven. Maar wel midden in de cultuur. Dat is het devies van prof. dr. Bart Wallet, de eerste voltijds hoogleraar Joodse geschiedenis in Nederland.
Spijkerbroeken draagt hij nog steeds niet. Een overblijfsel uit zijn middelbareschooltijd op de Guido de Brès in Rotterdam. Iedereen was destijds in jeans gestoken. En dus Bart Wallet niet. „Ik wilde niet aan die groepscultuur toegeven. Als mensen zeggen: Zo denken wij, en zo moet jij ook denken, dan sorteer ik al voor naar de rand. Ik houd vaste aannames graag tegen het licht.”
De kersverse hoogleraar Joodse studies aan de Universiteit van Amsterdam houdt er echter wel een baardje op na. Toch een beetje meedoen aan de hedendaagse trend? „Dat is een coronabaardje”, zegt hij, enigszins verontschuldigend. „Sinds ik opnames maakte voor de tv-serie ”Mokum”, moest ik hem laten staan, voor de herkenbaarheid. Maar ik haal hem er misschien snel weer af hoor.”
Dan volgt meteen weer een korte beschouwing over meedoen en kuddegedrag. „Groepscultuur vind ik in zekere zin bedreigend. Voor je het weet verzink je in de massa. Daarom doe ik ook niet mee aan demonstraties. Daar komen krachten los waar je soms ongewild in meegenomen wordt. Slechts één keer ben ik bij een spontane betoging geweest: na de moord op Theo van Gogh, hier in Amsterdam. Maar daar was ik ook zo weer weg. Ik heb geen andere mensen nodig die voor mij denken. Daar ben ik heel erg alert op. Ik houd van mensen, maar ik koester mijn zelfstandigheid.”
Daarmee is de toon van het gesprek op de Amsterdamse werkkamer van Wallet gezet. En passant trakteert hij op een minicollege. Over rondtrekkende Joodse marskramers in de Alblasserwaard. Of over Asjkenazische en Sefardische Joden in Amsterdam die elkaar niet uit konden staan. Een persoonlijke vraag ontlokt al snel een diepgaande analyse aan de wetenschapper.
Zoals de vraag om een korte schets van zijn leven te geven. „Tja, je persoonlijke biografie hè. Welke accenten leg je in zo’n verhaal?”
Bijvoorbeeld: uit wat voor gezin komt u?
„Enerzijds uit een heel gewoon gezin: drie broers en een zus. Maar tegelijk ook uit een predikantsgezin. Daar hoorde dus een leven in de pastorie bij. Dat betekende veel verhuizen, steeds naar een nieuwe sociale omgeving. Je hoorde nooit helemaal ergens bij. Nergens was je heimat.”
Was dat lastig?
„Het maakte in elk geval dat ik heel bewust een eigen heimat heb gekózen. In mijn geval Amsterdam. Logisch, omdat ik daar ging studeren. Dat is mijn thuis en ik woon er inmiddels al langer dan in welke andere plaats ook. Ik had naar het buitenland gekund, heb daar ook een deel van mijn studie gevolgd en lesgegeven. Toch is het Amsterdam geworden. Het is enerzijds een bruisende plek met een hoogwaardige cultuur. Tegelijk is het heel sterk een stad van burgers, waar nog de menselijke maat overheerst. In de meeste andere metropolen word je als mens heel klein gemaakt, in de schaduw gesteld van al die paleizen, gebouwen en grandeur. Hier heerst een zelfbewustzijn dat je bijna van de gezichten op straat kunt aflezen.”
Hoe was u als kind?
„Als jochie was ik een echte lezer. Dat ben ik altijd blijven doen. Toen ik alle boeken van de schoolbieb had gelezen, kreeg ik van mijn ouders een abonnement op de openbare bibliotheek. Tijdens mijn middelbareschooltijd ging ik elke vrijdag naar de grote bibliotheek op de Blaak in Rotterdam. Vooral werken over geschiedenis, en later over het Jodendom, boeiden me in hoge mate. Ik was niet zo in sport geïnteresseerd, en dat is nog steeds zo.”
Is toen ook uw belangstelling voor het Jodendom ontstaan?
„Die begon met een zoektocht in de archieven van Nijkerk naar de geschiedenis van Joden in Nederland. Ik wilde weleens weten hoe het daar precies mee zat. Daar zijn mijn eerste artikelen over het Jodendom ontstaan. In mijn toenmalige woonplaats Sliedrecht raakte ik korte tijd later betrokken bij historisch onderzoek naar de dijksynagoge in het dorp. En later ook bij de herbouw en herinrichting van het gebedshuis, dat eigenlijk het veld moest ruimen voor de dijkverzwaring. Wat begon als een hobby, is later tot mijn werk en onderzoeksveld uitgegroeid.”
Wat heeft u in uw jonge jaren vooral gevormd?
„Ik denk dat mijn studententijd in Amsterdam wel heel beslissend is geweest. Ik was zeer actief binnen studentenvereniging CSFR. We hebben daar onder andere de ”Stad Gods” van Augustinus en de ”Institutie” van Calvijn grondig doorgenomen. Dat zijn enorm vormende teksten. Wat me vooral is bijgebleven, is de gesprekscultuur binnen CSFR. Die is naderhand altijd in stand gehouden. Ik heb daar goede contacten met diverse vrienden, nu ook wetenschappers, aan overgehouden. Het is heel belangrijk om –vanuit de gereformeerde traditie– steeds weer breed de discussie aan te gaan.”
Verdraagt die traditie zich met een leven midden in de cultuur in Amsterdam?
„Mijn devies is: een vroom leven in het midden van de cultuur. Ik zoek in het alledaagse bestaan een bescheiden, vroom leven gestalte te geven. Dat betekent voor mij: integer zijn, niet vroom praten. Naastenliefde en respect voor de ander betonen. Ik hoop dat dat de waarden zijn die in mijn leven oplichten. Tegelijkertijd geniet ik enorm van de interactie met andersdenkenden. Daarbij geldt steeds: toets alles en behoud het goede. En ja, midden in de cultuur.”
Een deel van de reformatorische christenen neemt vanouds een cultuurkritische houding aan. Herkent u zich daarin?
„De Bijbel spreekt altijd met twee woorden: oordeel en genade. De omgang met de cultuur beweegt zich onder christenen tussen twee uitersten: van regelrechte bedreiging tot onversneden cultuuroptimisme. Ik voel me meer in het midden thuis.”
U betitelde de kerk ooit als een „oefenplaats waar karakters worden gevormd.” Hoe verhoudt zich dat met uw uitgangspunt om vooral zelfstandig te denken?
„Wow, waar heb ik dat ook alweer gezegd? De kerk is de plek waar wij worden uitgenodigd ons levensverhaal te bezien door de bril van de Bijbel. Ze bevraagt je en schudt aan je. De Bijbel zélf spreekt steeds op een nieuwe manier tot ons. Tijdens mijn studie merkte ik dat de studentenvereniging voor veel mensen een soort ‘parakerk’ werd, waardoor de gemeente overbodig leek. Ik wilde dat voorkomen en heb me in Amsterdam direct bij de Bron, een samenwerkingsgemeente van christelijke en Nederlands gereformeerden aangesloten. Daar kom je mensen tegen die je zelf niet uitkiest, met soms totaal verschillende achtergronden. Dat is precies wat de kerk te bieden heeft, juist in een tijd waarin we langs elkaar heen leven. Je kunt niet zeggen dat de kerk de ánder is. De kerk ben je zélf. Het is een oefening in samenleven, in goed naar elkaar luisteren.”
Kunt u goed luisteren?
„Dat hoor ik wel van mijn studenten terug. Ik probeer mensen altijd helemaal uit te laten praten. Eerst maar eens geduldig proeven wat de ander bezighoudt en te zeggen heeft. Als dat lukt, dan komt er misschien dat mooie moment dat we elkaar begrijpen, hoewel we het wellicht niet met elkaar eens zijn. Dat past overigens ook in de rabbijnse traditie: de werkelijkheid is veelkleurig en vatbaar voor alle mogelijke interpretaties.”
Waardoor de discussie soms eindeloos en zonder conclusie lijkt.
„Het denken is vrij in het Jodendom. Maar in de discussies over de halacha (het geheel van de Joodse godsdienstige wetten, RD) worden wel degelijk beslissingen genomen. Dat is ook belangrijk voor de voortgang in de praktijk van het alledaagse leven.”
Hebben we het Jodendom nodig om het christendom beter te verstaan?
„Zeker niet op een rechtstreekse manier. Het Jodendom is niet zoiets als het christendom min Jezus. We hebben het Jodendom ook niet nodig om te leren hoe de mensen in de tijd van de Bijbel leefden. We moeten niet te makkelijk lijntjes trekken.
Ik denk dat christenen vaak te weinig geduld oefenen om het Jodendom goed uit te luisteren. Vanuit de rabbijnse commentaren kunnen we veel over de gelaagdheid van de Bijbel leren en daardoor de betekenis van de Schrift beter verstaan en recht doen. Ook kennis van de Hebreeuwse taal en de traditie helpt daarbij.”
Wallet pakt Psalm 92 erbij. „Kijk, je leest in vers 3: „Dat men in de morgenstond Uw goedertierenheid verkondige, en Uw getrouwheid in de nachten.” Waarom staat de morgen in het enkelvoud en de nachten in het meervoud? Het is een lied voor de sabbat. En bij de Joden begint de sabbat op de avond ervoor en eindigt op de volgende avond. Maar de sabbat telt slechts één ochtend. Daar lees je doorgaans snel overheen.”
Hoe gaat u als academicus om met de verschillen tussen Jodendom en christendom?
„Bij Joden heb ik het voordeel dat iedereen weet dat ik niet-Joods ben. Daardoor heb ik in de loop der tijd goede relaties en hechte vriendschappen kunnen opbouwen. Die betekenen veel voor mij. Relaties zijn altijd kwetsbaar, daarom ben ik voorzichtig om overal wat van te zeggen. Ik vind dat we respectvol met elkaar om moeten gaan en niet met allerlei uitgewerkte visies en plannen het gesprek moeten aangaan. Er zijn al genoeg wederzijdse beelden die niet kloppen. Wat mij erg aanspreekt, is het concept van ”scriptural reasoning” zoals dat in Amerika veel wordt gebruikt. Daarbij lees je samen elkaars heilige teksten en praat je erover.”
Hoe kijkt u aan tegen de excuses die door een aantal kerken richting de Joden zijn gemaakt voor hun antisemitisme in het verleden?
„Ik beschouw dat als een intern christelijk proces. We dragen als kerken in dit opzicht een bepaalde historische bagage met ons mee, waartoe we ons moeten verhouden. Het is goed om de eigen traditie kritisch te bekijken. Zeker als we zo’n hoge standaard hanteren als het om zondebesef en vergeving gaat.”
Tegelijkertijd zitten sommige Joden helemaal niet op excuses te wachten.
„Dat klopt. Voor velen is de vraag veel belangrijker: hoe nu verder? Het geeft ook aan dat hét Jodendom niet bestaat. We hebben 52.000 Joden in Nederland – en dus ook 52.000 Jodendommen.”
U schreef onlangs dat het begrip antisemitisme aan inflatie onderhevig is. Wat bedoelt u daarmee?
„Ik wil daarmee zeggen dat antisemitisme in toenemende mate als politiek instrument wordt gebruikt. Zowel door links als door rechts. Men springt soms boven op een antisemitische gebeurtenis. Maar als het in het eigen kamp gebeurt, blijft het doodstil.”
In hoeverre ziet u die politisering van antisemitisme ook in Israël?
„Ook daar wordt de beschuldiging van antisemitisme soms voor politieke doeleinden gebruikt. Tegelijkertijd moet je niet vergeten dat Jodenhaat in de psychologie van het land ongelooflijk belangrijk is. Het bepaalt de Israëlische visie op de wereld. Die is sterk intern gericht. Dat zie je alleen al aan het nieuws op radio en tv. Dat gaat altijd eerst een kwartier over binnenlandse onderwerpen; daarna komt pas de rest van de wereld aan bod.
Mijn rol als wetenschapper is te zorgen dat in elk geval de definitie van antisemitisme zuiver blijft. En ik zal ook niet schromen om het aan te wijzen als het zich voordoet.”
U volgde twee studies en bent cum laude afgestudeerd. U heeft al een indrukwekkende lijst publicaties op uw naam staan. Onlangs tot hoogleraar benoemd. Met die carrière zit het wel goed.
„Ik ben een dankbaar mens. Als je dit overziet, dan zou je kunnen denken dat ik heel erg carrièregericht ben en deze route helemaal heb uitgestippeld. Maar zo sta ik er echt niet in. Ik ben niet zo met ambities bezig. Wel heb ik een enorme passie en drive voor het werk dat ik doe. Ik geniet erg van college geven en van onderzoek doen. Er zijn nog kilometers historisch materiaal. Ik vind het een voorrecht dat te mogen ontsluiten. En het mooie is dat ik daar ook iets van aan de Nederlandse samenleving kan doorgeven.”
Zit de Nederlandse samenleving daarop te wachten?
„Ik heb het grote voordeel dat ik een Joodse achterban heb, en een publiek daaromheen dat enorm in de Joodse geschiedenis is geïnteresseerd. Die is niet afgelopen met de Tweede Wereldoorlog, maar wordt nog steeds door levende mensen gedragen en is daarom niet afgesloten. Dat fascineert me ook zo in de bestudering van het Jodendom. In die zin is mijn werk echt anders dan dat van mijn collega’s die bijvoorbeeld een onderdeel van de Romeinse geschiedenis in Nederland bestuderen. Hoe interessant dat ook is, het blijft dode historie.”