Rechtvaardige
Romeinen 1:17
„Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven.”
Nog veel meer vertroostend is het wanneer allen gelijk lijden en geen enkele ervan vrij blijft, zoals het bij de christenen het geval is. Psalm 118 spreekt hier evenwel niet van het lijden van de rechtvaardigen, maar van overwinning en vreugden, opdat de troost des te sterker is wanneer wij hen vóór ons zien als blijde mensen, als verlosten, en wij ervan zeker mogen zijn dat het bij ons en bij alle rechtvaardigen daartoe komen zal dat ook wij zo vrolijk zingen.
Maar hij duidt nochtans wel zeer bepaald het lijden van de rechtvaardigen aan als heil, en daarop tekent hij het uit met nog meer woorden, waarin hij geeft te verstaan dat de rechtvaardigen naar behoren geleden en in de geloofsstrijd gestreden hebben. Anders zou er geen sprake zijn van heil of overwinning en zou er ook niet zo’n vreugdezang zijn.
Maar nu is er, zoals er altijd veel lijden is (zoals Paulus zegt: dat er veel lijden van Christus in ons is), ook anderzijds veel heil, overwinning, gezang en vreugde, lof en dank, waar rechtvaardigen zijn. Zo ben ik nu van mening dat het nu wel haast ieder bekend is dat in de Schrift de gelovigen rechtvaardigen heten, die op God vertrouwen. Romeinen 1:17: „Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven.” Maar wie op vorsten en mensen vertrouwt, die is ongelovig en goddeloos.
Maarten Luther, hoogleraar in Wittenberg
(”Psalm 118 verklaard”, 1530)