Toegespitst: Luther of Wright zat ernaast
Met Luthers leer van de rechtvaardiging van de goddeloze begint de Reformatie. Tijdens het lezen van de Romeinenbrief ging voor Luthers schuldverslagen hart de paradijspoort open en ontving hij Christus’ gerechtigheid om niet. Maar heeft Luther Paulus wel goed verstaan?
Luthers leer van de rechtvaardiging is niet nieuw, maar een herontdekking als gevolg van Schriftstudie en herbronning van vroegchristelijke geschriften, vooral van Augustinus’ oeuvre. Wel zijn de correcties die hij op de traditie aanbrengt nieuw. Zo formuleert Luther in eigentijdse en persoonlijke bewoordingen wat Paulus en in navolging van hem Augustinus over de rechtvaardiging zeggen. Verder onderscheidt Luther scherper dan Augustinus dat God in de rechtvaardiging niet rekent met iemands goede werken, maar die in de heiliging juist onmisbaar acht.
In tal van geschriften en preken zet Luther zijn inzichten uiteen. Vooral zijn commentaar op Galaten beschouwt hij zelf als hét werk waarin hij Paulus’ visie op de rechtvaardiging uiteenzet. Tot op de dag van vandaag beïnvloedt dit commentaar velen. Toch heeft zijn opvatting ook afwijzing opgeroepen, eerst van de kant van Rome, maar later ook door protestantse theologen. Een van hen is E. P. Sanders, die met zijn fundamentele kritiek op Luther alle andere kritische geluiden overstemt.
Wittenberg
Sanders, een nu gepensioneerde hoogleraar, doceerde Nieuwe Testament, eerst in Engeland, later in Amerika. Hij behoort tot de grootste Bijbelwetenschappers uit de naoorlogse tijd. Volgens Sanders heeft Luther Paulus en zijn Joodse tegenstanders verkeerd begrepen. Hij verwijt Luther dat die zijn strijd met Rome projecteert op de polemiek tussen Paulus en de farizeeën. In de controverse met Rome presenteert Luther zich als Paulus’ leerling en zet hij de paus en zijn monniken weg als farizeeën. Zó claimt Luther zijn gelijk tegenover Rome.
Sanders wil Paulus en zijn tijdgenoten echter binnen de context van hun tijd verstaan. Jeruzalem is niet Wittenberg, het Duitsland van Luther is onvergelijkbaar met de wereld waarin Paulus leefde en tussen de eerste en de zestiende eeuw bestaat een hemelsbreed verschil.
Volgens Sanders leert Paulus in onderscheid van zijn tegenstanders dat Gods genade onvoorwaardelijk is voor heidenen die in Christus geloven. Deze nieuwe gelovigen zijn ontslaan van het juk van de wet. Dit betekent dat zij de voor Joden zo kenmerkende voorschriften als de besnijdenis en spijswetten niet hoeven te onderhouden. Om te participeren in Gods verbond wordt van hen alleen het geloof in Jezus vereist. Wel zijn heidenen genoodzaakt om zich aan een paar regels te houden, willen zij in dit verbond blijven.
Sanders stelt dat Paulus’ tegenstanders het wetticisme niet aanhangen, in tegenstelling tot wat Luther beweert. Paulus op zijn beurt hanteert geen juridisch taalgebruik; rechtvaardigen is dus geen vrijspraak van schuld. Luthers individuele vraag hoe ik een genadig God krijg, leefde niet in Paulus’ tijd. De heidenapostel debatteert met zijn volksgenoten enkel over de kwestie hoe heidenen in Gods verbond participeren, aldus Sanders.
Israël
In korte tijd vonden Sanders’ inzichten een brede ingang in de westerse theologie, vooral door toedoen van J. D. G. Dunn (1939-2020), in leven predikant en hoogleraar Nieuwe Testament in Durham. Dunn heeft Sanders’ nieuwe perspectief op Paulus in gewijzigde vorm in tal van publicaties verwerkt. In de Angelsaksische wereld is zijn invloed groot. Een voorbeeld daarvan is N. T. Wright.
Wright, predikant en hoogleraar Nieuwe Testament in Oxford, is op dit moment een van de populairste Bijbelwetenschappers onder evangelicals. Van hem zijn verschillende publicaties in het Nederlands vertaald, bijvoorbeeld zijn boekje ”Verrast door hoop”. Wright oefent op een meesterlijke wijze fundamentele kritiek uit op resultaten van de Schriftkritiek, hij verdedigt de eenheid tussen het Oude en Nieuwe Testament en hij bewijst op een magistrale manier het feit van Jezus’ opstanding.
Over Paulus’ opvatting over de rechtvaardiging is Wright duidelijk. Paulus’ polemiek met zijn tijdgenoten heeft niets van doen met het felle debat tussen Augustinus versus Pelagius of Luthers heftige controverse met Rome en Erasmus. Tegenover zijn tijdgenoten definieert Paulus uitdrukkingen als ”volk van God” en ”Israël” opnieuw, zo ook het begrip ”rechtvaardigen”. Volgens Wright bedoelt Paulus met deze term het zitten van Jood en heiden die in Christus geloven aan dezelfde tafel. Paulus’ leer van de rechtvaardiging betekent dus: behoren tot het volk van God, het nieuwe Israël. In dit nieuwe Israël bezit het Joodse volk niet langer een unieke positie.
Volgens Wright betekent rechtvaardigen in het Nieuwe Testament niet het ontvangen van de vrijspraak vanwege Christus’ gerechtigheid, zoals Luther leert, maar Gods onvoorwaardelijke aanvaarding van alle gelovigen, Jood en heiden. In dit nieuwe verbond bezit het Joodse volk niet meer een eigen plaats en heeft de wet zijn betekenis voor heidenen verloren, omdat Israël en de wet tot het oude verbond behoren. Een christen participeert in het nieuwe verbond door een paar voorschriften te onderhouden, waarvan de liefde het voornaamste gebod is.
Gebed
In de kern is het huidige debat identiek aan de controverse tussen Luther en Rome. Ook vandaag cirkelt de discussie rond het hart van het Evangelie en speelt in dit debat de interpretatie van bronnen een cruciale rol. Maar er bestaan ook verschillen tussen vroeger en nu.
Zo verschilt de huidige cultuur aanzienlijk met die van Luther. Bijbelse noties worden nu anders gedefinieerd. Om die reden mist de nieuwe opvatting dat rechtvaardigen aanvaarden betekent, zijn uitwerking niet. De belijdenis dat iemand zich door God aanvaard weet, tegenwoordig een veelgehoorde opmerking, zouden Paulus, Augustinus en Luther niet begrijpen.
Verder is de kennis van de vroegjoodse literatuur en de brontalen in onze tijd enorm toegenomen. Om die reden valt elke wetenschapper Sanders bij wanneer hij oproept om de beschikbare bronnen grondig te bestuderen. Wel verbaast hij vervolgens velen wanneer hij zich vooral beroept op rabbijnse werken in plaats van vroegjoodse geschriften om zijn gelijk op Luther te halen.
Om deze discussie en toekomstige debatten te kunnen voeren, behoeft de kerk bekwame theologen en predikanten. Vanaf de Reformatie hebben kerkenraden en gemeenteleden uitgekeken naar godvrezende en begaafde jongemannen. De verkondiging van God die de goddeloze omwille van Christus’ gerechtigheid om niet rechtvaardigt, klinkt in Nederland nog steeds. Dit aangevochten belijden bezit de kerk dankzij Gods trouw en door het gebed.