Volgens de officier was A. degene die op 2 januari in een woning in de Amsterdamse wijk Venserpolder de 34-jarige Colombiaanse drugshandelaar Diego Ortiz Rodriguez en diens 16-jarige Nicaraguaanse vriendin met verscheidene pistoolschoten doodgeschoot.

Amir A. wordt door het OM beschouwd als medecrimineel en bodyguard van slachtoffer Rodriguez. Hij zou in de tijd voorafgaand aan de moorden ruzie met hem hebben gekregen over een aantal criminele zaken. Ook op de dag van de moorden zou het tweetal een heftige woordenwisseling aan de telefoon hebben gehad. Rodriguez was ooit naar Nederland gekomen om een liquidatie in de onderwereld uit te voeren. Hij is daarvoor veroordeeld.

Op de avond van de moord begaf A. zich met drie medeverdachten, van wie er een nog steeds voortvluchtig is, naar de woning van Rodriguez. A. ging aanvankelijk als enige de woning binnen. Volgens IJzendoorn heeft hij vervolgens zijn twee slachtoffers in koelen bloede doodgeschoten.

De aanklager stond vooral stil bij de moord op de jeugdige vriendin van Rodriguez. „Zij is van dichtbij geëxecuteerd”, aldus de officier. Het meisje werd van zeer nabij in haar gezicht geschoten en vervolgens van bovenaf in haar nek. IJzendoorn prees de moed van de ouders van het meisje, die het proces hebben bijgewoond.

Verdachte A. en zijn vermoedelijke handlangers werden in februari gearresteerd. Met name de 25-jarige J. de G. heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het rondkrijgen van het bewijs. Hij legde zeer uitvoerige verklaringen af, waaruit zou blijken dat A. de dubbele liquidatie heeft uitgevoerd. Die verklaring wordt door een reeks omstandigheden bevestigd. Daarom heeft IJzendoorn „geen enkele twijfel” dat A. de schutter is was.

De officier hekelde de proceshouding van A. zelf. De man heeft zich van meet af aan beroepen op zijn zwijgrecht, omdat hij zou worden bedreigd. Volgens IJzendoorn is hier niets van gebleken. „A. komt hier met een grijns de zittingszaal binnen, alsof het hem allemaal niets doet”, zei de officier.

De moorden op Rodriguez en zijn vriendin zouden zijn voorafgegaan door een reeks andere misdrijven, waaronder de invoer van een partij cocaïne, een gijzeling en een schietpartij. Hiervoor eiste IJzendoorn tegen drie medeverdachten, onder wie J. de G., straffen van vijf, zeven en elf jaar.

„Ik heb niemand vermoord”, zei Amir A. vrijdag aan het slot van het proces. Daaraan voorafgaand betoogde zijn raadsman R. Schmidt uitvoerig dat justitie de bewijsvoering nagenoeg geheel heeft gebaseerd op de verklaringen van J. de G., terwijl deze onbetrouwbaar moeten worden geacht. „Het onderzoek is erop gericht geweest iemand op te hangen. En dat was A.”, aldus Schmidt.

Uitspraak 10 december.