„Nederlander in 2040 veel rijker dan nu”
De angst dat ’onze’ kinderen en kleinkinderen straks door de vergrijzing op een houtje bijten, is onterecht. Evenmin zal het overplaatsen van complete industrietakken naar lagelonenlanden de welvaart schaden. Integendeel, we worden de komende decennia alleen maar vermogender. „In 2040 is de Nederlander veel rijker dan nu”, zegt directeur H. Don van het Centraal Planbureau.
In een vrijdag verschenen studie over de toekomstige economische ontwikkeling voorspelt het gezaghebbende bureau dat de economie de komende 35 jaar met zeker 30 procent, maar misschien wel met 120 procent groeit.
Het is bijzonder dat het planbureau scenario’s schetst die verder gaan dan een periode van 25 jaar. In dit geval is daarvoor bewust gekozen. „Rond het jaar 2030 is er voor wat betreft de vergrijzing sprake van een kantelpunt. Het is daarom interessant om daar even voorbij te kijken”, zo verklaart de CPB-directeur het gereken tot het jaar 2040.
De vergrijzing en de internationale samenwerking vormen de rode draad in vier scenario’s. Die variëren van het instandhouden van de sociale zekerheden én inzetten op het behoud van de nationale identiteit tot ingrijpende hervormingen en mondiale economische samenwerking. De verschillen in scenario’s leiden tot de grote groeiverschillen.
Zelfs wanneer de pensioenen en uitkeringen aardig op peil blijven en de nationale grenzen niet echt wegvallen -”regional communities”-, bedraagt de groei nog 30 procent. Don bestrijdt daarom de angst dat „onze kinderen met de gevolgen van de vergrijzing worden opgescheept. En door het vertrek van tal van industrietakken valt onze economie niet om.” Hij hoopt dat de uitkomsten „ontnuchterend werken.”
Binnen Europa staat Nederland er niet slecht voor, omdat de vergrijzing ruim onder het gemiddelde van vijftien EU-landen blijft en veel pensioenfondsen kent. Dat betekent dat de premie- en lastendruk niet zo hard zal stijgen als in de buurlanden. De gevolgen van zogenaamde ”grijze druk” kunnen verder worden opgevangen door een toename van de arbeidsparticipatie van jongeren, (nog) meer werkende vrouwen en langere deelname aan het arbeidsproces van ouderen.
Berekeningen van het CPB wijzen uit dat de groei van de bevolking of het uitblijven daarvan geen gevolgen heeft voor de vergrijzing. In ”regional communities” blijft het bevolkingsaantal rond de 16 miljoen zielen schommelen, bij een ”global economy” wonen er in 2040 18 miljoen mensen in Nederland. De toename bestaat uit migranten. En die verouderen mee. „Immigratie is dus geen oplossing voor de vergrijzing”, constateert CBP-onderzoeker F. Huizinga.
De belangrijkste motor achter de groei is de arbeidsproductiviteit. De onderzoekers van het CPB denken dat talloze innovaties, het gebruik van nieuwe (ict)-technieken en betere scholing vooral de dienstensector de komende jaren flink zullen doen groeien.
Nog rijker worden de Nederlanders volgens het CPB als het collectieve stelsel op de schop gaat en sterk wordt ingezet op internationale samenwerking. Solidariteit en gemeenschapszin maken dan plaats voor marktwerking en privatisering. Groeipercentages van 55, 95 en zelfs 120 procent liggen in dat geval in het verschiet.
Er zijn echter de nodige schaduwzijden. Hoe groter de groei, hoe meer het milieu de dupe wordt, zo waarschuwt het CPB. Don zei dat de Kyoto-afspraken in dat geval lang niet voldoende zijn om het tij te keren. Grotere inkomensverschillen tussen werkenden en niet-werkenden en laag- en hooggeschoolden doen de kans op sociale onrust toenemen.
De vraag is of er keuzes zijn. Don en zijn onderzoekers denken van niet. De wijze waarop de ontwikkelingen in Europa en in andere werelddelen verlopen, bepaalt inmiddels in hoge mate de hervormingsagenda en de voortgaande mondialisering van de handel. Het CPB kan overigens niet aangeven in welk scenario Nederland zich nu bevindt.
Aan een echt somber perspectief in een tijd met terrorismedreiging heeft het CPB zich niet gewaagd. Volgens Don was dat ook niet aan de orde. „Natuurlijk is het niet onmogelijk dat we lager uitkomen, maar we achten dat niet plausibel. En mocht er sprake zijn van een doemscenario met oorlogen en dergelijke, dan is de economie niet meer zo belangrijk.”