Rapport: hulpverlening faalde bij doodgeschoten 14-jarig meisje
De hulpverlening heeft gefaald bij het beschermen van een 14-jarig Amsterdams meisje, dat in december 2020 door haar vader werd doodgeschoten, waarna de vader zichzelf ombracht. Dat staat donderdag in het onderzoeksrapport Onmacht, dat is uitgevoerd in opdracht van Amsterdamse burgemeester Femke Halsema en wethouder Simone Kukenheim (Jeugd en Zorg). Corinne Dettmeijer-Vermeulen, voormalig kinderrechter en Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen kinderen, onderzocht negentien maanden hulpverlening door elf instanties tussen tussen mei 2019 en 28 december 2020, de dag dat het meisje werd doodgeschoten.
De onderzoeker oordeelt streng over onder andere het Ouder Kind Team (OKT), Veilig Thuis, Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdbescherming. Volgens haar ontbrak het aan „voldoende institutioneel vertrouwen tussen de belangrijkste spelers betrokken bij de jeugdhulp in de gemeente Amsterdam, hetgeen de hulpverlening heeft belemmerd”. Volgens de onderzoeker was er ook niet de benodigde expertise bij alle instellingen in huis.
Op 23 december 2020 werd de 14-jarige onder toezicht geplaatst na uitspraak van de kinderrechter, na maanden van zorgen rondom haar situatie. Zo ging ze nauwelijks nog naar school en was ze geïsoleerd van haar moeder en andere volwassenen. Volgens de onderzoeker was een ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing al een jaar eerder gerechtvaardigd, terwijl de rechter juist in maart de tiener toestemming gaf om volledig bij haar vader te wonen. De moeder van het meisje heeft de hulpverlening vooral als „niets doen” en „afwachten” ervaren.
Ook veroordeelt Dettmeijer-Vermeulen het feit dat de vader de voogd was van het meisje, die in de ruim dertig gesprekken met hulpverlening geen enkele medewerking liet zien. Bovendien deelde de moeder al jaren eerder zorgen met de politie en instellingen over de vaders suïcidale neigingen, extreem alcoholmisbruik en medicijnverslaving.
Halsema en Kukenheim noemen de gebeurtenissen in een brief „een gruwelijk drama” en realiseren zich dat het rapport „’een hard gelag is voor de individuele hulpverleners die dit drama ondanks hun inzet niet hebben kunnen voorkomen.”