André (2,18 m) neemt zelf een stoel mee
Met 2,18 meter heeft André Franken (54) uit Spijkenisse een extreme lengte. Door een groeiziekte zit hij al sinds 1976 in de WAO. Morgen is hij in Amersfoort present op de landelijke ontmoetingsdag van de Klub Lange Mensen. „Achter mijn glimlach zit nogal wat leed verborgen.”
Met een vriendelijk gebaar wijst Franken in zijn huiskamer een plaats op de bank. Zelf gaat hij in een grote stoel zitten. „Als ik op visite ga, neem ik altijd een speciale, grote tuinstoel mee. In een normale bank kan ik niet gaan zitten. Het ding zou het begeven.”
Voor Franken vormen zijn uitzonderlijke lengte en gewicht (155 kilo) een regelrechte handicap. Van jongs af aan. Als puber was hij vaak vermoeid. „Ik lag na schooltijd voor de kachel te pitten.” Na onderzoek bleek dat zijn hypofyse (een hersenaanhangsel) veel te groot was. Dat kwam door acromegalie, een groeiziekte.
Een operatie in 1972 maakte zijn situatie er niet beter op. Ondanks bestralingen, een andere behandeling in Amerika en revalidatie kon Franken niet meer aan het werk. Hij is linkszijdig gedeeltelijk verlamd. „Ik had beter huishoudkunde kunnen gaan leren in plaats van elektrotechniek”, grapt de Spijkenissenaar. Hij is vrijgezel. „Mijn schoonouders konden geen kinderen krijgen.”
Door activiteiten voor de Klub Lange Mensen heeft Franken wat omhanden. Ook bezoekt hij regelmatig zijn ouders en vrienden. Soms komen de muren op hem af. „Ik weet wel wat eenzaamheid is. Achter mijn glimlach zit nogal wat leed verborgen.”
Door zijn uitzonderlijke postuur is Franken beperkt in zijn bewegingsvrijheid. Op vakantie gaan is er niet bij. Caravans laat hij links liggen. In liften kan hij niet rechtop staan.
Franken gebruikt de nodige aangepaste voorwerpen. Dankzij de Wet voorzieningen gehandicapten beschikt hij over een speciale, extra ruime auto. „In een gewone auto of een gewoon busje pas ik niet.” Ook het aanrecht en de toiletpot zijn op zijn lengte gemaakt. Verder heeft hij een aangepaste fiets.
Opvallend is dat de deurkozijnen niet extra hoog zijn. Daardoor moet Franken altijd bukken om binnen te komen. Door dat automatisme stoot hij bijna nooit zijn hoofd. „Mijn vader, die 1,74 meter lang is, overkomt dat vaker.”
De montere Spijkenissenaar heeft een zintuig ontwikkeld voor ’riskante’ situaties. „Denk bijvoorbeeld aan fietstunneltjes. Ik pas daar net onderdoor. Zo’n tunneltje was eens opnieuw geasfalteerd. Toen ben ik afgestapt om te meten of ik er nog rechtop in kon staan.”
Zijn lengte zorgt soms voor onverwachte problemen. „Ik moest eens naar het Rotterdamse Dijkzigtziekenhuis voor een longfoto. Ik ging voor dat apparaat staan, maar dat bleek een buikfoto te worden. Dus moest ik gaan zitten. Toen ik me wilde optrekken aan steunen aan de muur, scheurden die af.
Ooit ging ik op bezoek bij een oud-leraar op een camping op de Veluwe. Ik was daar een paar uur geweest en zou terugrijden naar Rotterdam. Ik kreeg hoge nood en wilde nog even naar het toilet. De oud-leraar en zijn vrouw waren net even niet thuis, dus belde ik aan bij een ouder echtpaar op de camping. Toen ik binnen was en zo’n beetje de hele gang vulde, keek de vrouw wel even benauwd. Op het toilet brak de wc-bril. Op zo’n moment wil je in lucht opgaan. Later heb ik die mensen een bloemetje gegeven.”
Vaak gaat Franken opmerkingen over zijn postuur met een dosis humor te lijf. „Wanneer iemand een vervelende opmerking maakt, zeg ik nogal eens: „Daar sta ik boven.” Pas stond ik ergens in slagerij vol met klanten. Een personeelslid vroeg: „Wie is er aan de beurt?” Ik gaf een reactie. Waarop een kleine man, die ik ken, zei: „Hé lange, ga jij niet voor je beurt?” Toen antwoordde ik: „Heb jij niet een beetje een te grote mond voor je schoenmaat?”
Van sommige uitlatingen wordt Franken een beetje moe. „Een vraag als: „Is het koud boven?” is wel erg afgezaagd. Zo iemand heeft dan kennelijk niet veel creativiteit. Soms vragen mensen of ik wil helpen witten of behangen. Dan zeg ik: Als jij morgen mijn veters vastmaakt.”
Als het zo uitkomt werpt Franken zijn lengte in de strijd om iemand een streek te leveren. „Bij een kruidenier hing een beveiligingscamera aan het plafond. Ik vroeg om een stukje plastic met plakband. Ongemerkt plakte ik dat voor de camera. Later kwamen ze erachter dat ze alleen maar zwarte beelden hadden.”