De Amerikanen als voorbeeld
Na de moord op Theo van Gogh kijken onze Duitse oosterburen naar de integratie van allochtonen in hun eigen land. Holland is in nood, kun je in alle kranten lezen. Daaraan koppelen de Duitsers de voor de hand liggende vraag: Zijn wij soms ook in nood?
De Duitsers stellen vast dat er geen acuut gevaar dreigt, maar dat er geen reden is om met de armen over elkaar te gaan zitten. De angst voor islamitisch fundamentalisme is onder de Duitsers bijna tastbaar aanwezig.
Wat te doen? Afgevaardigde voor de Groenen Hans-Christian Ströbele verklaarde vorige week tegenover het Duitse dagblad Die Welt dat hij een islamitische feestdag in Duitsland wilde invoeren. Hij is inmiddels door zowat de complete Bondsdag neergesabeld. Iedereen interpreteert het voorstel als een beloning voor de moord op Van Gogh.
De christen-democraten riepen bij monde van Annette Schavan op de imams voortaan in het Duits te laten preken. De inhoud kan dan beter worden gecontroleerd - en ja, als je in Duitsland verblijft, preek je in het Duits. Klinkt goed. Maar Schavan vergeet dat de rooms-katholieke kerk zich lange tijd van het Latijn bediende en dat niet alle Russisch-orthodoxe priesters Duits spreken.
Bondskanselier Gerhard Schröder heeft inmiddels ook een duit in het zakje gedaan. Hij riep de moslims in Duitsland op „zich duidelijk en ondubbelzinnig uit te spreken voor ons rechtsstelsel en onze democratische spelregels.”
Centraal in de Duitse discussie staat de immigratie- en integratiepolitiek. De christen-democraten verlangen van de islamieten dat ze zich aanpassen aan de christelijke ”Leitkultur” in Duitsland. De sociaal-democraten stellen dat de islamieten het recht hebben anders te zijn, maar nodigen de immigranten wel uit tot patriottisme.
Beide standpunten komen niet met elkaar overeen, maar hebben toch één ding gemeen: een zekere trots op het Duitser zijn. En dat is voor een Duitser heel wat. Door de last van de Tweede Wereldoorlog verzweeg een Duitser liever zijn nationale identiteit. Je was Berlijner of Hamburger, daarna misschien Beier of Rijnlander en daarna Europeaan, maar nooit Duitser.
Vier jaar geleden nog liepen de emoties hoog op toen de christen-democraten het begrip Leitkultur bezigden. Dat het nu veel minder gebeurt, duidt op een stuk normaliteit, en dat is goed. De Duitsers moeten zich bewust worden van hun eigen waarden. Het kan absoluut geen kwaad dat zij zich de woorden aantrekken van islamonderzoeker Khalil Samir: „Op de meeste Arabieren komt Europa niet demonisch, maar slap over. Dat geldt in het bijzonder de Duitsers. Zij worden door veel Arabieren als mensen zonder moed en ruggengraat gezien. In plaats van zakelijk maar zelfbewust op te treden, zwijgen ze.”
Zijn de Nederlanders overigens anders?
Misschien kunnen Duitsers en Nederlanders het beste een voorbeeld nemen aan de Verenigde Staten. Daar wordt immigratie positief vormgegeven. Terwijl Nederlanders en Duitsers praten over het weren van gevaren, spreken de Amerikanen vooral over de opening van nieuwe kansen.
Het weekblad Rheinischer Merkur zei in dit verband heel treffend: „Een open maatschappij kan op den duur alleen overtuigen als ze van zichzelf overtuigd is. Een Europa dat afziet van een vermelding van God in de grondwet, zendt een signaal uit van culturele vervlakking.”