De tirannie van verdienste is ook een Nederlands probleem
Iedere zichzelf respecterende werkgever biedt zijn personeel tegenwoordig een cursus ”Oordeelvrij communiceren” aan. Een welgemeend compliment wordt al snel opgevat als een ongewenste toespeling, een slechte grap heet stereotypebevestigend en ironie wordt niet vanzelfsprekend herkend als een middel om de complexe werkelijkheid te duiden. De ”woke”-cultuur adresseert iedere mogelijke sociale misstand, maar heeft geen boodschap aan arme mensen. Zij behoren tot een groep waarop je je spitsvondigheid nog naar hartenlust mag botvieren.
Neerbuigend spreken over praktisch opgeleiden is volgens de Amerikaanse filosoof Michael Sandel het laatste sociaal geaccepteerde stigma van onze tijd. In ”De tirannie van verdienste” voert hij een aanval uit op de meritocratie, het dominante maatschappijmodel waarbij iemand zijn sociaaleconomische positie ontleent aan zijn eigen verdiensten (merites). Het relatieve succes van de markteconomie en de globalisering hebben gezorgd voor toegenomen zelfbewustzijn bij degenen die een geslaagd leven leiden. Sandel schetst echter ook een keerzijde: „Hoe meer we onszelf beschouwen als mensen die aan zichzelf genoeg hebben en zelf hun eigen bestaan hebben opgebouwd, hoe minder waarschijnlijk het wordt dat we ons zullen bekommeren om het lot van degenen die het minder getroffen hebben dan wijzelf. Als ik mijn succes aan mijzelf te danken heb, dan zullen zij hun mislukking ook wel aan zichzelf te wijten hebben.”
We doen Sandel tekort wanneer we zijn aanklacht tegen het meritocratische ideaal lezen als slechts een verhaal over de opkomst en de ondergang van de Amerikaanse droom. Zijn analyse gaat juist ook op voor Nederland. De Amerikaanse meritocratie gaat uit van een gelijkekansenevangelie waarbij geen rol is weggelegd voor geluk, toeval en de plek waar je wieg stond. In Nederland zijn het de verzorgingsstaat, de gratis schoolboeken en de lage drempel naar de huisarts die zorgen voor een psychologische rechtvaardiging van het dedain voor achterblijvers. Hoge zorgkosten? De schuld van rokende, drinkende en chips etende tokkies. Populisme? Komt door rancuneuze boze witte mannen. Luchtverontreiniging? Weg met de zware industrie! Overvolle ic’s? Allemaal wappies.
De komende weken gaan vertegenwoordigers van VVD, D66, CDA en ChristenUnie hun best doen om verder te komen dan een „aanzet voor een opzet voor een mogelijk regeerakkoord.” Een te vormen kabinet doet er verstandig aan om niet alleen racisme en neoliberalisme, maar ook classisme oftewel klassendiscriminatie aan te kaarten.
Vmbo’ers leven gemiddeld bijna vijftien jaar minder in goede gezondheid dan hbo- en wo-geschoolde Nederlanders en overlijden ruim zes jaar eerder, berekende het CBS vorig jaar. Diabetes, chronische stress en obesitas komen veel vaker voor in arme dan in rijke wijken en zijn inderdaad het gevolg van ongezonde leefpatronen. Maar dit los je niet op met een suikertaks, vleestaks of hogere accijnzen op alcohol en tabak. Genotsmiddelen ontmoedigen is op zijn best symptoombestrijding. Natuurlijk is preventie nodig, maar al te vaak wordt er naar dit instrument gegrepen om de discussie uit de weg te gaan over de diepere grondoorzaak van de gezondheidskloof, namelijk armoede. Armoede is een buitengewoon traumatiserende realiteit. Kwetsbare kinderen worden kwetsbare ouderen die weer kwetsbare kinderen krijgen, drukte een Rotterdamse straatarts vorige week haar zorgen uit.
Wil een volgend kabinet de maatschappelijke tweedeling een halt toeroepen, dan zal armoedebestrijding een veel prominentere plaats moeten krijgen op de politieke agenda. Nederland kent 220.000 werkende armen: schoonmakers en zorgmedewerkers die ons land draaiende houden. Voor mensen met een kantoorbaan mag de coronacrisis grotendeels voorbij lijken, maar voor een grote groep Nederlanders is crisis de dagelijkse realiteit – voor, tijdens en na de pandemie. Van applaus en waardering kun je de energierekening of de huur niet betalen. De politieke verwaarlozing van de arbeidersklasse heeft lang genoeg geduurd. Het is de hoogste tijd om van bestaanszekerheid topprioriteit te maken in Den Haag.