Metropoolregio’s wél gericht op sociale uitdagingen
Samenwerking in metropoolregio’s is noodzakelijk voor het welzijn van inwoners. In plaats van het maken van verwijten aan ”de metropool” is het zinvoller om te kijken waarom de stedelijke praktijk zo weerbarstig is.
In zijn bijdrage ”Metropoolregio is een mythe” (RD 18-9) signaleert Peter van Veelen een aantal terechte zorgen rond de ontwikkeling van steden. Hij stelt daarbij dat samenwerking binnen metropoolregio’s deze problemen verergeren. „Een metropoolregio is namelijk niet gericht op het welbevinden van haar inwoners, maar op de economische aantrekkingskracht. De sociale paragraaf ontbreekt.” Ik heb deze zin met verbazing gelezen. Bijna vijftien jaar werken aan de ontwikkeling van de metropoolregio’s Eindhoven en Rotterdam-Den Haag heeft mij geleerd dat voor het welbevinden van inwoners samenwerking in een regio hard nodig is.
Wat gaat er mis zonder samenwerking? De effecten van veel mondiale trends zijn het scherpst te zien in steden. Globalisering leidt tot grote welvaart én grote armoede. Als overheden de markt zijn gang laten gaan, zijn Londen en Parijs ons voorland. Tegelijk geldt dat veel uitdagingen te groot zijn om individueel als gemeente op te pakken. Mensen zoeken geen baan binnen gemeentegrenzen, maar binnen 45 minuten reizen. Sterker nog: individueel optrekken speelt de ontwikkeling van slechte kanten juist in de kaart want dat jaagt onderlinge concurrentie aan, en dan wint de sterkste of goedkoopste.
Broodnodig
Samenwerking is dus broodnodig: tussen gemeenten en provincie, maar ook met bedrijven en kennisinstellingen. Ja, er zijn woningen nodig. Maar zonder ruimte voor bedrijven zijn er straks geen banen voor de bewoners. Veel bedrijven concurreren internationaal. Niet alleen op prijs, ook op het slimste product of de beste dienstverlening. Daarvoor is nieuwe kennis nodig en veel goed opgeleide medewerkers. Tegelijk is het sociale belang van scholing vóór en tijdens de loopbaan nauwelijks te overschatten. Kortom: in een vitale metropoolregio gaan sociale doelen hand in hand met economische doelen en onderschrijven sleutelspelers deze doelen.
Gemeenschapsgeld
In een metropoolregio heeft samenwerking vele vormen, formeel en informeel. In de bijdrage van Van Veelen wordt alles onder één noemer geschaard. Daardoor ontstaat het beeld van machtige organisaties die alles doen van woningbouw tot winkeltijden, zich onttrekken aan democratische controle en „ongemerkt miljoenen aan gemeenschapsgeld verslinden.” De praktijk is anders. In Zuid-Holland is er een formele organisatie namens 23 gemeenten, de metropoolregio Rotterdam-Den Haag (MRDH). Die heeft twee belangrijke taken: verkeer en vervoer en economisch vestigingsklimaat. Een van de doelen is dat méér inwoners binnen 45 minuten op hun werk kunnen zijn. Dat is zeker belangrijk voor de economie. Bedrijven hebben zo een grotere vijver waarin ze kunnen vissen. Tegelijk is het ook van groot sociaal belang. Want hoe meer banen er te bereiken zijn in 45 minuten, hoe groter de kans dat iemand een mooie baan vindt. Goed besteed gemeenschapsgeld.
Zeker zo belangrijk zijn informele netwerken. In Zuid-Holland is de afgelopen jaren de Economic Board Zuid-Holland (EBZ) opgezet. De belangrijkste sleutelspelers vanuit bedrijven, onderwijs- en kennisinstellingen en overheden bespreken daar de gezamenlijk opgaven in het gebied van Leiden tot Dordrecht. Formele macht heeft de EBZ niet. Het gaat erom dat iedereen aan tafel bijdraagt aan een gezamenlijke visie én weet wat zijn organisatie daaraan kan bijdragen. Mooi voorbeeld is het project ”Kickstart your career”. Provincie Zuid-Holland maakt met een beperkte subsidie mogelijk dat werkgevers jongeren die in deze crisistijd geen baan kunnen vinden, wel aan het werk kunnen.
Autonome mens
Lang niet alles gaat goed. Van Veelen signaleert een aantal van die zaken, waarbij oorzaken en gevolgen ingewikkeld zijn. In plaats van het maken van verwijten aan ”de metropool” is het zinvoller om te kijken waarom de stedelijke praktijk zo weerbarstig is. Het recent vertaalde boek ”De grote Stad” van de christelijke socioloog Jacques Ellul werpt hierop een intrigerend licht. Hij laat zien dat de stad bij uitstek de plek is van de autonome mens, die denkt zonder God zelf de touwtjes in handen te hebben. Dat streven, dat buiten steden minder zichtbaar is maar evengoed aanwezig, creëert een enorme dynamiek, maar is uiteindelijk gedoemd te mislukken. De hoogmoed ziet hij als oorzaak waardoor zaken scheeflopen. Tegelijkertijd vormt God juist de stad om, Jeruzalem is gebouwd op de afgoderij van Jebus.
De vraag is dan hoe je daar als christen mee omgaat. Samengevat pleit Ellul voor actief pessimisme. „Plaats uw hart dus niet in de stad, bescherm het hart door humor.” En: „We zijn dus Zijn vertegenwoordigers in de stad.”
Wie ’s avonds over de A20 langs Rotterdam rijdt, leest in grote neonletters: „Steden schuilen niet wanneer het regent.” Deze dichtregel van Joseph Brodsky vat in één zin de opdracht samen die ik zie voor iedereen die betrokken is bij de ontwikkeling van metropoolregio’s. Zie de problemen onder ogen en werk naar beste kunnen aan oplossingen. In het besef dat we hier geen blijvende stad hebben, maar de toekomende verwachten.
De auteur is secretaris van de Economic Board Zuid-Holland en manager strategie bij InnovationQuarter, de ontwikkelingsmaatschappij voor Zuid-Holland.