„Iran is nooit dichter bij atoombom geweest dan nu”
Iran kan binnen een maand genoeg verrijkt uranium hebben om een atoombom te maken. Daarmee heeft het land nog geen kernwapen, maar de dreiging wordt wel steeds groter.
Het rapport van het Institute for Science and International Security van maandag liegt er niet om. Iran kan over dertig dagen voldoende radioactief materiaal hebben opgewerkt om een atoombom te produceren. Na drie maanden is er voldoende voor een tweede kernkop. En binnen een halfjaar is de voorraad toereikend om drie nucleaire wapens te maken.
De in Washington gevestigde denktank baseert zijn voorspellingen op gegevens van het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA) in Wenen. De VN-organisatie luidde de afgelopen maanden al diverse keren de noodklok over de snelheid waarmee Iran uranium opwerkt. En ook over de steeds hogere verrijkingspercentages. Die hebben allang de waarden overschreden die nodig zijn voor vreedzame doeleinden. Ze druisen ook lijnrecht in tegen de afspraken die in het atoomakkoord van 2015 zijn gemaakt.
Dat wil overigens niet zeggen dat Iran binnen afzienbare tijd over een operationeel kernwapen kan beschikken. Daarvoor moet eerst nog een oorlogskop worden vervaardigd die de nucleaire lading kan bevatten. Teheran moet het wapen bovendien op een raket monteren die de bom kan vervoeren.
Toch is Iran „nog nooit zo dicht bij een atoombom geweest dan nu”, concludeert de Amerikaanse denktank. Dat onderschrijft ook dr. Eran Lerman, vicevoorzitter van het Jerusalem Institute for Stretegy and Security. „De voortgang van Teherans nucleaire programma is de afgelopen zes maanden beduidend versneld. (…) De Iraanse positie is substantieel veranderd.”
Dat alles speelt zich af tegen de achtergrond van de mogelijke hervatting van de onderhandelingen over het Iraanse programma. De Amerikaanse president Joe Biden wees tijdens zijn toespraak voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties nadrukkelijk op het gevaar van een nucleair Iran, maar benadrukte ook dat Washington alle mogelijke diplomatieke middelen gaat inzetten om tot een vergelijk over de kwestie te komen.
De vraag is intussen hoe veel rek er nog in die diplomatieke mogelijkheden zit. Sommige analisten menen dat Iran zijn uraniumverrijking vooral heeft opgeschroefd om een goede uitgangspositie in de onderhandelingen over het kernprogramma te verkrijgen. Maar Teheran lijkt ook bepaald niet van zins zijn nucleaire ambities te laten varen.
De Islamitische Republiek beschouwt zich immers als regionale grootmacht in het Midden-Oosten. Het land kan op zijn best op gedoogsteun van China en Rusland rekenen, maar moet het verder zonder grote bondgenoten stellen. Mede om die reden ziet Teheran kernwapens als een strategisch afschrikmiddel.
Tot het daadwerkelijk verwerven van atoomwapens zal het vermoedelijk niet snel komen. Vooral Israël heeft herhaaldelijk aangegeven dat daarmee een harde rode lijn wordt overschreden, wat tot militair ingrijpen zal leiden. Zeker met het aantreden van de nieuwe Iraanse president en hardliner Ebrahim Raisi, maakt Jeruzalem zich opnieuw zorgen om het Iraanse dreigement de Joodse staat „van de kaart te vegen.”
Vooralsnog is echter de status van zogenaamde ”nucleaire drempelstaat”, die elk moment tot fabricage van een atoombom kan besluiten, al afschrikwekkend genoeg. Die dreiging hangt volgens de jongste cijfers over de Iraanse uraniumverrijking inmiddels als een levensgroot zwaard van Damocles boven de internationale gemeenschap.