Nieuw vak: burgerschap
De staat wil dat scholen burgerschapslessen gaan geven, met als kernwoorden sociale cohesie en democratische waarden. Ik zie interessante ingrediënten voor cynisme.
Zelf de wetgeving aanpassen om echtscheiding drempelloos te laten verlopen, en met hetzelfde gebaar sociale cohesie op het bordje van scholen leggen. Eerst de multiculturele samenleving propageren, oude waarden bij het vuilnis zetten, en vervolgens de scholen aan het werk zetten om de democratische puinhoop op te ruimen. Maar cynisme is niet het antwoord. Burgerschap is een kans voor christelijke scholen.
Deze kans kan alleen benut worden als onderwijzers hun kinderen zien als burgers van twee werelden. Gedoopte kinderen zijn op weg naar de hemel, net zoals de kinderen Israëls door de Rode Zee heen op weg waren naar Kanaän. Gedoopte kinderen zijn met een bijzonder doel geselecteerd uit al hun leeftijdsgenoten. Net zoals in de wereld jong talent gescreend wordt om de top te bereiken. Jacobus Koelman zegt: Zie ze „als nog in gevaar om verloren te gaan.” Natuurlijk vindt ook Koelman niet dat opvoeders „onvoorwaardelijk moeten geloven dat al [hun] kinderen door God bemind zijn.” Bekering is absoluut noodzakelijk. Volgens Koelman moeten ouders en onderwijzers kinderen „in godzaligheid opvoeden, opdat zij werkelijk in eigen persoon dat Verbond met God mogen toestemmen en zichzelf daartoe overgeven om zalig te worden.” En om misverstanden te voorkomen, deze hoopvolle bejegening heeft niets te maken met een positieve kijk op kinderen. Ze zijn goddeloos en door en door zondig. De hoop ziet over de kinderhoofden heen op de God van het verbond.
Natuurlijk weet een leerkracht niet wie van zijn leerlingen werkelijk burger wordt in het Koninkrijk van God. Velen zullen de verbondsbelofte in ongeloof verwerpen. Maar juist daarom, omdat de meester of juf niet weet welke leerling het zal zijn, juist daarom moet hij of zij alle kinderen opvoeden alsof ze uitverkoren zijn. Ze in diepe afhankelijkheid vormen tot een God dienende persoonlijkheid, geschikt en bereid om de gaven te besteden tot Gods eer in gezin, kerk en samenleving. Zolang we in een subtiele maar ongelovige blikvernauwing onze kinderen blijven zien als kinderen die misschien behouden worden, in plaats van als kinderen die nog in gevaar zijn om verloren te gaan, zal er van burgerschap op christelijke scholen weinig terechtkomen.
Een goede voorbereiding voor burgerschapsonderwijs zou dus zijn als reformatorische leerkrachten hun denken over gedoopte kinderen zouden herbronnen aan werken van oudvaders en puriteinen. Na en naast de vraag naar de mindset van de leerkracht, is er de vraag hoe burgerschapsles concreet vorm krijgt. Daar kunnen de professionals samen over nadenken. Twee suggesties. Ga in gesprek met SDOK, Open Doors of ervaringsdeskundigen uit de vervolgde kerk. Hoe bereiden we onze kinderen vandaag voor op moeilijke tijden morgen? Verder zou ik het geweldig vinden als kinderen aan het einde van de lagereschoolperiode al een heel aantal complete Bijbelhoofdstukken uit het hoofd zouden kennen.
Ten slotte, laten scholen ook bij de gevoelige thema’s van burgerschap ver weg blijven bij het pleasen van overheid en samenleving. Laten ze zoeken God welbehaaglijk te zijn. Uiteindelijk zijn onze kinderen Zijn kinderen. Wij lenen ze, met een opdracht.
De auteur is mediator, coach en ondernemer