Oog en oor van de Kamers in Brussel
Nederlandse kamerleden gaan nog te weinig naar het Europees Parlement. Wie daar zo af en toe even aanwipt, krijgt een ander beeld van Europa dan wanneer hij zijn informatie alleen uit de media oppikt.
Dat stelt Jan Nico van Overbeeke, de permanente vertegenwoordiger van het Nederlandse parlement in Brussel en Straatsburg. Hij ziet het als een van zijn taken om parlementariërs te stimuleren kennis te maken met het Europese apparaat. Het gaat hem dan niet om de woordvoerders Europa van de verschillende partijen -„die komen toch wel in Brussel”- maar met name om de woordvoerders op bijvoorbeeld het gebied van landbouw, milieu en economische zaken. „Die wil ik graag af en toe naar Brussel krijgen, zodat ze daar contact kunnen hebben met hun collega’s in het Europees Parlement.”
Van Overbeeke (50) is per 1 september door de Tweede Kamer aangesteld, maar hij werkt tevens voor de Senaat. Deze week was hij weer even terug in Den Haag, om daar de zogeheten COSAC-conferentie bij te wonen. Dat is een bijeenkomst van de commissies voor Europese zaken van de parlementen van de EU-lidstaten.
Van Overbeeke is momenteel voorzitter van het secretariaat van de COSAC. In die hoedanigheid hielp hij mee de conferentie voor te bereiden. Zijn precieze takenpakket ligt nog niet vast. Hij is nog bezig dit uit te breiden. Zijn belangrijkste opdracht is voor de Kamers vroegtijdig informatie te verzamelen over Europese besluitvorming. „Het parlement wil daar in een vroeg stadium bij worden betrokken, omdat Europese regelgeving in veel gevallen ook bepalend is voor nationale wetgeving.”
Het gaat niet zozeer om de overdracht van feitelijke informatie, legt Van Overbeeke uit, „want die is al beschikbaar.” Hij zal vooral fungeren als „oog en oor” van de Kamers in Brussel om zo vroeg mogelijk door te geven welke ontwikkelingen er in Brussel gaande zijn. „Ik zit daar dicht bij het vuur, omdat ik de agenda van het Europees Parlement nauwlettend volg. Ik probeer verder contacten te leggen met de vertegenwoordigers van de Europese Commissie en met die van de Europese Raad. Via zo’n netwerk hoor je toch weer andere informatie dan die je via de digitale kanalen binnenkrijgt.” Zijn werkkring bevindt zich vooral achter de schermen. „Maar dat is minstens zo belangrijk als heel zichtbaar in de publiciteit zijn.”
Van Overbeeke was vorige week in Straatsburg. Daarvandaan stuurde hij de Kamers informatie toe over de laatste ontwikkelingen rondom de nieuwe Europese Commissie.
Daarnaast voorzag hij het parlement van inlichtingen over een discussie die in het europarlement gaande was over de toetreding van Turkije tot de EU. In de toekomst zal hij zich vooral richten op thema’s die de Tweede Kamer en de Senaat zelf aandragen. Per kamercommissie is al een aantal onderwerpen op een rijtje gezet die voor die commissie van belang kunnen zijn. „Dat is op dit moment zo’n beetje mijn boodschappenlijstje.”
Directe aanleiding voor zijn aanstelling, voorlopig voor drie jaar, is het rapport ”Op tijd is te laat” van VVD-kamerlid Van Baalen. Een van de aanbevelingen daarin was een eigen vertegenwoordiger voor het parlement in Brussel neer te zetten. Andere parlementen hebben al jarenlang een dergelijke ’eigen man’ in Europa.
Dat de Nederlandse Kamers daar nu pas mee zijn gekomen, komt mede omdat „wij hier vaak denken dat Brussel heel dichtbij is en dat het niet per se nodig is om daar een vaste vertegenwoordiger te hebben omdat je vanuit Nederland ook al de kloof tussen Den Haag en Brussel zou kunnen overbruggen”, zegt Van Overbeeke. „Het blijkt toch nuttiger en handiger te zijn om dat wat systematischer aan te pakken.”
Hij ziet er geen voordeel in om parlementariërs tegelijkertijd lid te laten zijn van het Europees Parlement en de Tweede of Eerste Kamer. „In de praktijk is dat lastig. Ieder parlement heeft zijn eigen vergaderritme.” Ook staat de wet een dubbel mandaat niet toe, aldus Van Overbeeke. Hij zou het wel toejuichen als kamerleden na verloop van tijd overstappen naar Brussel en dat omgekeerd europarlementariërs kamerlid zouden worden. „Die wisselwerking lijkt me heel nuttig.”