Plotseling leeft de onrust weer op in de Edese wijk Veldhuizen
Vier auto’s staan achter elkaar, omspannen door een rood-wit lint. Sommige duidelijk zwartgeblakerd, andere met kapotte ramen. Het zijn de stille getuigen van de brandstichtingen in de Edese wijk Veldhuizen, in de nacht van maandag op dinsdag.
Hij is er kapot van, de 37-jarige M. Kandemir. Beteuterd staat hij bij zijn twee maanden oude Volkswagen Golf. „Het was een cadeautje voor mijn vrouw.” Die drong erop aan om de andere auto, een Seat, weg te doen, maar daar wilde Kandemir nog niet aan. Nu heeft hij daar profijt van, omdat die auto gespaard bleef.
De motorkap van de Volkswagen is zwartgeblakerd en de voorruit gebarsten. Het gesmolten rubber van de banden van de auto verspreidt een afschuwelijke geur. „In mijn huis ruik ik het ook.”
Midden in de nacht werd Kandemir, wiens fanatiek straatvoetballende dochtertje met ernstige ogen meeluistert, gebeld door een buurman die zei dat zijn auto in brand stond. „Mijn vrouw en ik kwamen in paniek ons huis uit. Toen we het zagen, moesten we huilen.” De brandweer was toen al aan het blussen.
Nadat het vuur gedoofd was, keerde de rust nog niet terug in huize Kandemir. De bewoner van de Edese wijk Veldhuizen nam gelijk contact op met de verzekering. Hij hoopt dat hij al het geld dat de auto waard was, terugkrijgt.
Het is bepaald niet de eerste keer dat het onrustig is in deze wijk. In 2016 was dat ook het geval, toen rond de sluiting van winkelcentrum Lindenhorst. Er waren toen veel autobranden en een verslaggeefster van Omroep PowNed werd voor de camera bekogeld met stenen.
Daarna was het doorgaans rustig in Veldhuizen, op enkele oplevingen van rellen na.
Impact
De incidenten in de nacht van maandag op dinsdag hebben dan ook grote impact op bewoners in de wijk, ziet burgemeester René Verhulst, die op de plaats des onheils een kijkje neemt. „Omwonenden snappen er niks van. En de jongens in de wijk balen, omdat zij erop worden aangekeken.”
Waar de plotselinge opleving van het vandalisme vandaan komt, durft Verhulst niet te zeggen. „Dat zal uit onderzoek moeten blijken. Ik hoop dat de politie dat achterhaalt.”
Net als Kandemir had Verhulst een gebroken nacht. „Ik werd rond halftwee gebeld dat er twintig auto’s in brand waren gestoken. Ik dacht dat ik het niet goed verstond.”
De gedachten van Verhulst gingen op dat moment allereerst naar de getroffen mensen. „Daarna werd ik woest. Wat is dit voor zinloos gedoe, deze laffe brandstichtingen? Hebben deze mensen wat verkeerd gedaan?” Nadat hij buurtbewoners en getroffenen gesproken heeft, gaat de burgemeester weer verder. Op de fiets, onder begeleiding van twee politieagenten.
In reactie op de brandstichtingen neemt de gemeente maatregelen. Zo was er van dinsdagavond 20.00 uur tot woensdagmorgen 7.00 uur een noodbevel van kracht. Iedereen die de openbare orde verstoorde, of die intentie had, moest vertrekken uit het gebied of naar huis gaan. Uitgezonderd van het bevel waren bewoners van de wijk die zich konden legitimeren en niet van plan waren de openbare orde te verstoren, en mensen die door de politie worden aangewezen omdat ze bijvoorbeeld op straat moesten zijn voor hun werk. Ook wordt het cameratoezicht in de wijk verscherpt.
Even later wordt de achterste van de vier verwoeste auto’s op een wegsleepwagen gezet en afgevoerd. Veel nieuwsgierige ogen volgen de opruimwerkzaamheden. Een man die er gelukkiger vanaf kwam dan zijn getroffen buurman vertrekt al rokend in zijn auto. Een jongen met zijn arm in een mitella grapt tegen een bevriende leeftijdsgenoot op een scooter: „Jij was het vannacht!”
Op een straathoek verderop maakt een inwoner van de wijk, die anoniem wil blijven, een wandeling met zijn zoon die in een rolstoel zit. Hij werd ’s nachts wakker van het geluid van de politiehelikopter. „Toen ben ik naar buiten gegaan. Op mijn telefoon zocht ik op waarvoor die helikopter hier vloog. Dat bleek voor de autobranden te zijn.”
Hoewel de man geen verdere onrust verwacht, is hij wel bang voor zijn wagen. Terwijll hij naar zijn zoon wijst: „Dat is een busje, op hem aangepast. Als die in vlammen opgaat, kost dat heel veel geld.”