„Ik zou dat niet op die manier doen. Niet omdat iemand het een keer fout zou doen. Maar het gaat ook om het vertrouwen dat je mensen geeft”, zei Grapperhaus in een Kamerdebat over etnisch profileren door de politie. Tegelijk benadrukte hij dat het aan het Amsterdamse gezag is - de gemeente, politie en justitie - om dit te besluiten en dat hij zich daarmee niet te bemoeien heeft.

De minister gaf aan alle vertrouwen te hebben in de politie en dat het wat hem betreft niet nodig is om waarnemers in te schakelen om mee te kijken bij de uitvoering van haar taken. Ook de politievakbond NPB leverde eerder al kritiek op het besluit van Amsterdam, omdat je daarmee het wantrouwen zou voeden.

De minister is net als verreweg het overgrote deel van de Tweede Kamer tegen etnisch profileren. „Het is in strijd met de Grondwet. Het moet niet. Punt”, aldus Grapperhaus. VVD, CDA en SGP vinden dat de politie haar werk goed doet en vertrouwen verdient in plaats van wantrouwen. „Er gaat wel eens iets mis in een organisatie waar 60.000 mensen werken”, vindt het CDA. Linkse partijen wijzen op onderzoeken die aantonen dat er veel incidenten en klachten zijn. Ze vinden dat er meer moet gebeuren om etnisch profileren, dat vooral op de loer ligt bij preventief fouilleren, tegen te gaan.

Volgens DENK is nog geen 4 procent van de agenten op de hoogte van het nieuwe „handelingskader” waarin de neutrale criteria voor proactieve controles staan. Volgens de minister is daar veel aandacht voor in de opleiding en trainingen. Hij hoopt dat volgend jaar zeker de helft van alle agenten deze regels goed kent. DENK drong erop aan deze doelstelling veel hoger te stellen.

Alleen de PVV en JA21 vinden het te billijken als de politie juist wel niet-westerse migrantengroepen fouilleert, ook al hebben sommigen „natuurlijk niks gedaan”. De twee partijen wezen op de oververtegenwoordiging van met name Marokkanen en Antillianen in de statistieken voor criminaliteit.