Kerk & religie

Vogels in de kachelpijp van de kerk

„Cor, da kun jie wel doen.” En daarmee was C. J. van der Sluijs benoemd tot koster van de gereformeerde gemeente in Oude-Tonge. Hij is het al meer dan een halve eeuw.

L. Vogelaar
6 September 2021 19:34
Koster Van der Sluijs, 50 jaar in functie in de gereformeerde gemeente van Oude-Tonge. Zoutwerking in de muren van het kerkje herinnert aan de ramp van 1953. beeld RD, Anton Dommerholt
Koster Van der Sluijs, 50 jaar in functie in de gereformeerde gemeente van Oude-Tonge. Zoutwerking in de muren van het kerkje herinnert aan de ramp van 1953. beeld RD, Anton Dommerholt

De benoeming had plaats tijdens een ledenvergadering in 1971. Daar werd gezegd dat koster Groenendijk ging trouwen en uit de gemeente vertrok. Er was een nieuwe dorpelwachter nodig. De voorzitter, ouderling L. W. van der Sluijs, keek naar rechts. Daar zat zijn 22-jarige oomzegger. Die had nog geen jaar geleden belijdenis gedaan en was nu voor het eerst op een ledenvergadering. „Cor, da kun jie wel doen”, vond ome Leen, de voorzitter.

En zo is het gegaan. „In het begin durfde ik nauwelijks door de kerk te lopen als er al mensen zaten.”

Het was de tijd dat drie gaskachels het kerkje aan de Julianastraat verwarmden. „’s Zaterdagsavonds zette ik een van de kachels aan”, zegt de nu 72-jarige koster. „Meer niet, vanwege de veiligheid. ’s Zondagsmorgens ging ik bijtijds naar de kerk om de andere twee kachels aan te doen. Het gebeurde tijdens de dienst weleens dat een vogel door de schoorsteen viel. Dan hoorde je wat gerommel in de kachelpijp en rolde er een vogel half bewusteloos de kerk in. Die probeerde ik dan gauw te pakken.”

Van der Sluijs deed de deuren open. En weer dicht. Maakte de psalmborden klaar. Zette een glas water neer voor de voorganger – soms een predikant of student, meestal de preeklezende ouderling. Tijdens de dienst hoefde hij weinig in actie te komen. Behalve die keer dat een predikant zei: „Koster, ga dat gordijntje eens dichtdoen. Die mensen hebben last van het zonnetje.”

Gewetensvraag

De koster pleegt onderhoud, als het nodig is. De schoonmaak liet hij aan zijn nichtjes over. En later, vanaf 1995, aan zijn vrouw. „Een jaar eerder waren we getrouwd. Het huis dat we gekocht hadden, moest nog gebouwd worden, dus we woonden een jaar in het flatje van mijn vrouw in Dirksland. Een neef nam toen ’s zondags voor me waar. Maar als er een weekdienst was, kwam ik wel naar Oude-Tonge. En toen ik hier weer woonde, deed ik al het werk weer.”

Erg tijdrovend was het allemaal niet. „Maar ik moest ik het naast m’n gewone werk doen; met drie broers had ik een loonbedrijf. Voor de catechisatie hoefde ik nooit te komen; de ouderling heeft zelf wel een sleutel. Voor de vrouwenvereniging –inmiddels opgeheven– ook niet. De jongeren gingen naar de jeugdvereniging in Ooltgensplaat. Op een doordeweekse avond wordt er aan de basisschoolkinderen Bijbels onderwijs gegeven.”

Sinds een jaar of twintig is de woning van het kostersechtpaar het verblijfadres voor gastvoorgangers. „De ouderling had een hond en dat beest werd zenuwachtig van een vreemde in huis. Dus nu komen de dominees maar naar ons.”

Na een van de diensten uitten enkele mensen in het halletje kritiek op de preek. Er stapte een man op het groepje af: „Hebben jullie wel gebeden voor de dominee?” „Toen werd het stil”, zegt de koster, die oog- en oorgetuige was.

Rampspoed

Het kerkje –een verbouwde boerenschuur– is sinds juni 1952 in gebruik. Zeven maanden later stormde het water over het vlakke Flakkee. Van de 3088 inwoners van Oude-Tonge kwamen er 305 om, en van hen verdronken er 65 hier in de Julianastraat. De kerk bleef staan. Aan weerszijden ervan werden alle huizen weggevaagd. Behalve de kosterswoning; wellicht doordat de kerk de golven brak. Later is het huis alsnog afgebroken.

De kerk staat er nog. In het halletje zijn soms nog zoutsporen op de muur te zien. Op een van de buitenmuren laat het stucwerk weleens los. Gevolgen van de watersnood van 1953.

Links en rechts werden houten woningen neergezet, cadeau gedaan door Zweden. Toen die werden vervangen en er ook achter de kerk nieuwbouw werd gepland, kwam de vraag van het gemeentebestuur of het kerkje plaats kon maken. Maar het staat er nog steeds. De grauwe grijze kleur verdween wel; de buitenkant is helderwit geverfd.

In 1990 werd de consistoriekamer bij het halletje getrokken en werd het kerkje met een nieuwe kerkenraadskamer en een verenigingszaaltje uitgebreid. Het staat allemaal in de dikke knipselmap die de koster in de kast heeft staan.

Geleidelijke krimp

De coronacrisis bracht extra werk met zich mee; daarom is er nu een hulpkoster. „In het begin kwamen alleen de twee ouderlingen –mijn broer en zijn zoon– en de organist –dat is de zoon van de diaken– naar de kerk. De diaken en de koster waren 70-plus, dus die bleven thuis. Iedereen was toen erg benauwd voor die onbekende ziekte. Nu worden veel mensen steeds makkelijker.”

Het kerkje telt 120 zitplaatsen. Op het hoogtepunt telde de gemeente ook 120 belijdende leden en doopleden. Het zijn er nu nog 60. „Ouderen vallen weg; jongeren trekken weg. We hebben hier geen reformatorische school; de kinderen worden met de auto naar Nieuwe-Tonge gebracht. Dirksland en Middelharnis hebben vaak een predikant; de meeste andere gemeenten op het eiland zijn altijd vacant geweest. Aan de andere kant: hier zijn de huizen goedkoper en dat trekt mensen aan. Gelukkig zijn er de afgelopen jaren twee gezinnen bijgekomen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer