De motoragent besloot die ochtend tegen het verkeer in op het fietspad te gaan rijden. Op de helling naar de dijk kwam hij in aanrijding met de fietsers. Volgens de rechtbank reed de motoragent tijdens de ochtendspits zo hard dat hij niet op tijd kon stoppen, zeker bij de helling waardoor zijn zicht in het schemerdonker werd belemmerd. De rechtbank oordeelt daarom dat de politieagent aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden.

De agent was bezig met een verkeerscontrole en wilde een landbouwvoertuig vanwege verblindende werklampen staande houden. De agent liep door het ongeluk op het fietspad zwaar lichamelijk letsel op. Onduidelijk is of dit volledig zal herstellen. Ook de fietsende kinderen ervaren nog altijd de gevolgen van de aanrijding. De rechtbank noemt het „wrang dat hij met zijn handelen juist een ongeval wilde voorkomen, maar dat dit averechts uitpakte”.