Column (Janneke de Man-van Ginkel): Oost, west, zorg thuis best...?
Twee berichten over de kwaliteit van zorg in Nederland trokken in de afgelopen periode mijn aandacht. Een krantenbericht: ”Thuiswonende ouderen leven langer dan die in een verpleeghuis” (RD 25-6) en een artikel in een vakblad: ”Nederlands zorgstelsel internationaal aan de top, maar de bureaucratie is groot” (Zorgvisie 25-8).
De kop ”Thuiswonende ouderen leven langer dan die in een verpleeghuis” kan de indruk wekken dat het met de verpleeghuiszorg in Nederland niet zo daverend gesteld is en dat je beter af bent als je thuis zorg krijgt. Je kunt ook denken, en dat was mijn eerste gedachte: „Logisch, je wordt immers niet zomaar in een woon-zorgcentrum opgenomen. Als je daar een indicatie voor krijgt, moet je veel zorg nodig hebben.”
Toch zijn beide gedachtegangen niet juist. Toen ik het rapport erbij pakte, leken mensen in een woon-zorgcentrum op het eerste gezicht minder gezond dan thuiswonende mensen. Zij hadden vaker meer dan één gezondheidsprobleem. Maar er was ook gekeken naar andere factoren die het verschil zouden kunnen verklaren, zoals leeftijd, geslacht, wel of niet alleenwonend zijn, de mate van welvaart, de aard en de mate van de gezondheidsklachten, de achteruitgang in gezondheid, de zorgindicatie en de aard en duur van de zorg.
Als met die gegevens rekening werd gehouden, bleek dat mensen met thuiszorg langer leefden dan mensen die met dezelfde zorgindicatie zorg in een woon-zorgcentrum ontvingen. Maar, en dat is opmerkelijk, dit verschil was vooral zichtbaar bij de mensen met een minder zware zorgindicatie. Bij de zwaardere zorgindicatie werd het verschil in levensduur kleiner en het verdween helemaal in de groep met de zwaarste indicatie. Je bent dus lang niet altijd beter af als je thuis zorg krijgt.
Wat zegt dit over het gezondheidszorgstelsel in Nederland? Die staat internationaal aan de top, liet het artikel in de Zorgvisie (25-8) zien. In een internationaal onderzoek naar de gezondheidszorg zijn elf landen, waaronder Nederland, Noorwegen, Australië en de VS, met elkaar vergeleken op de aspecten toegang tot zorg, uitvoering van zorg, uitkomsten van zorg, rechtvaardige verdeling en administratieve efficiëntie. Na Noorwegen scoort Nederland het best, op de voet gevolgd door Australië, terwijl de VS het laagst scoren. Dat is niet nieuw; al jaren scoort de zorg in Nederland hoog in internationale vergelijkingen. En dan toch die verschillen in levensduur tussen thuiswonenden en mensen in een woon-zorgcentrum. Hoe kan dit verklaard worden?
De wens zo lang mogelijk thuis te blijven wonen, is heel groot. Niet alleen bij de mensen die zorg ontvangen, ook bij hun naasten. Hoe moeilijk het is om te moeten vaststellen dat de zorg voor je vader of moeder, voor je kind, voor je man of vrouw zo zwaar wordt dat het thuis niet langer gaat, blijkt wel uit het hoge percentage overbelasting onder mantelzorgers. Oudere mantelzorgers geven de meeste uren mantelzorg, gemiddeld meer dan 31 uur per week! Daarbij ervaart 80 procent van hen stress, 52 procent heeft depressieve klachten en 54 procent is overbelast. Tegelijkertijd is 50 procent tevreden met het leven. Kennelijk is het alternatief, namelijk degene met wie je al jaren lief en leed deelt aan de zorg van anderen te moeten overgeven, nog moeilijker te aanvaarden. Dat stel je uit tot het écht niet langer gaat. Mogelijk is dit een deel van de verklaring voor het feit dat het verschil in levensduur verdwijnt naarmate de zorgzwaarte groter wordt. Want als de zorg thuis zo zwaar wordt dat die tot zulke ernstige vormen van overbelasting leidt, dan kan er een moment komen dat je beter af bent in een woon-zorgcentrum.
Het tweede deel van de kop in de Zorgvisie, ”…de bureaucratie is groot”, blijft nog wel door mijn hoofd spelen. Laat de wijze waarop het systeem van zorg in woon-zorgcentra in Nederland is vormgegeven mensen wel voldoende ruimte om invulling te geven aan betekenisvolle zaken in hun leven? Of staat alles volledig in het teken van veiligheid en van zorgverlening? Zou dat misschien kunnen verklaren dat mensen met de minst zware zorgindicatie thuis langer leven? Stof tot nadenken.
De auteur is universitair hoofddocent bij de afdeling Verplegingswetenschap van het UMC Utrecht.