Jongelingen in genade
1 Johannes 2:13b
„Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt de boze overwonnen.”
Johannes spreekt van jongelingen te weten in Christus. Dat zijn diegenen die wat verder in de genade en wedergeboorte toegenomen zijn dan de kinderen.
Zoals de jongelingen sterker zijn dan de kinderen, alhoewel zij zo hoog niet zijn gekomen in genade als de vaders. De kennis en begrip van goddelijke dingen van deze jongelingen gaan hoger dan die van de kinderen, want zij hebben de zinnen meer geoefend tot onderscheiding van goed en kwaad (Hebreeën 5:14), zowel van God en Zijn weldaden als van hun schuldige plicht.
Daartoe zijn zij doorgaans sterk in het geloof en geestelijke krachten. Zij kunnen meer en vaster op Gods Woord en beloften steunen. Daarom zegt Johannes van hen: U bent sterk en het Woord Gods blijft in u.
Zij worden ook vaak van God in zware en grote strijd gesteld met de duivel (Efeze 6, Openbaring 12) als ook met hun eigen vlees (Galaten 5:17) en over de betrachting der godzaligheid om God te dienen en al meer toe te nemen.
Zoals de jongelingen meest in de oorlog gebruikt werden om te vechten, zo werden deze jongelingen in Christus doorgaans in de strijd geoefend tegen de geestelijke vijanden. God toont hun hoeveel zij lijden moeten om Zijns Naams wil (Handelingen 9), en dat de hemel met geweld moet ingenomen worden (Mattheüs 11).
Theodorus à Brakel, predikant te Makkum (”Trappen van geestelijk leven”, 1670)