Van der Knaap tornt toch niet aan eisen elitetroepen
Staatssecretaris Van der Knaap van Defensie trekt zijn plan in om de fysieke eisen voor elitetroepen bij Defensie speciaal voor vrouwen lichter te maken. Dat bleek maandag in een debat in de Tweede Kamer.
Van der Knaap wil zo snel mogelijk vrouwen aanstellen bij elite–eenheden als het Korps Mariniers, het Korps Commandotroepen (KCT) en de luchtmobiele brigade, maar ook bij de Onderzeedienst. Vorige week zei hij dat er, om dat doel te bereiken, desnoods andere eisen aan vrouwen moeten worden gesteld. Maandag betuigde hij spijt over die uitlatingen: „Dat was misschien geen verstandige opmerking. Die concessie wil ik wel doen.”
De opmerkingen van de CDA–staatssecretaris over het aanpassen van fysieke eisen waren binnen Defensie slecht gevallen. Zo wees de commandant van het KCT, kolonel Van Uhm, er op dat het succes van operaties van special forces afhangt van de kwaliteit van de individuele commando. „Daarom stellen we zulke zware eisen. Ik ben er als commandant verantwoordelijk voor dat we dat succes behalen. Maar dat kan alleen als we strenge eisen handhaven. Ook maar een op de tien mannen die zich aanmeldt, komt er door heen.”
Maar los van die concessie zei Van der Knaap er alles aan te zullen doen om „een gezonde mix” van vrouwen en mannen binnen de krijsgmacht te bereiken. „Ik ben meer dan gemotiveerd om dat te bereiken,” zei hij. En daarbij heeft hij ook de marine in het vizier. Via maandelijkse rapportages laat hij nagaan of iedereen voluit meewerkt aan het streven om uiteindelijk 30 procent van de krijgsmacht uit vrouwen te laten bestaan. „En als er sprake is van onwil, zal ik passende maatregelen nemen.”
Van der Knaap zei ook geen genoegen te nemen met het manlijk bolwerk dat zich verzet tegen een vrouwelijke generaal. „Al moet ik daar met bruut geweld doorheen breken, die vrouwelijke generaal komt er.” De bewindsman zei verder bereid te zijn te kijken naar een wijziging van het zogeheten ’up or out–systeem’. Via dit personeelssysteem wil Van der Knaap voorkomen dat zijn organisatie dichtslibt met onnodige officieren en er te weinig ruimte is voor de instroom van „jonge krijgers”.
Om dat te bereiken dacht hij aanvankelijk aan twee ’uitstroommomenten’, één op het 35e jaar en een op het 45e jaar, waarop Defensie een eind aan de arbeidsrelatie kan maken. Via dit tweetrapssysteem zou voorkomen kunnen worden dat er te veel officieren tot hun pensioengerechtigde leeftijd bij Defensie zou blijven plakken. De Kamer geeft echter de voorkeur aan slechts één uitstroommoment als iemand 35 jaar wordt. Van der Knaap is daar gevoelig voor maar wil eerst nagaan of er dan toch niet te veel militairen kiezen voor een volledige carrière bij Defensie.