Weerwoord: De zuivere godsdienst
Mag de zuivere en onbevlekte godsdienst waar Jakobus van spreekt onze vakantie-idylle verstoren?
De titel doet misschien vermoeden dat dit een weerwoord van dogmatische aard is, maar het heeft veel meer iets van pastorale tegenspraak. Ik schrijf bewust ”tegenspraak”, want zo komt het misschien wel op ons toe. We worden er –mogelijk midden in onze vakantie– eigenlijk liever niet mee lastiggevallen. Toch is het dringend. De zuivere godsdienst is in het geding. Wat die zuivere godsdienst is? Ik geef het woord van Jakobus, waaraan ik de kop ontleend heb, graag in zijn geheel door. „De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader is deze: wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking, en zichzelven onbesmet bewaren van de wereld” (Jakobus 1:27).
Misschien verstoort dit onze vakantie-idylle wel. We waren er immers zo aan toe? We hielden vooraf dagelijks de berichtgeving rond de coronamaatregelen goed bij. Het zou toch wat zijn als we niet konden gaan, nietwaar? Maar na veel wikken en wegen kwam het er toch van. We genieten van de rust die we, na zo’n bijzonder jaar, zo hard nodig hadden. En die laten we dan ook liever niet door lastige vragen verstoren.
Begrijpt u me goed: Ik gun ieder zijn rust en vakantie. Zelf ben ik ook dankbaar dat ik even pas op de plaats mag maken. Maar de nervositeit waarmee men soms naar de vakantie toeleeft, bevreemdt me. Die roept allerhande vragen op. Geestelijke vragen ook.
Het gaat nu even om een andere, heel specifieke kwestie. In gedachten zie ik een oudere voor me. De stilte waaraan ze lijdt, was het afgelopen jaar nog scherper dan anders, haar eenzaamheid nog klemmender. En nu de zomer. Terwijl zoveel anderen ernaar uitzien, ziet zij er vooral tegen op. Ze gunt anderen hun ontspanning van harte, maar voelt zich nog meer verlaten dan anders.
Ik denk aan een nog jonge vrouw, moeder van een jong gezin. Ze wordt behandeld vanwege kanker. De behandelingen vallen haar zwaar. Een pauzeknop is er niet. En waar anderen genieten van licht en luchtigheid, sleept ze zich verder, al klaagt ze niet.
Ik ken ook mensen voor wie dagelijks de strijd wacht vanwege de lange en taaie nasleep die corona met zich meebracht.
Meer voorbeelden heb ik wel, maar hoef ik u en jou niet te geven. Als lezer hebt u, heb jij intussen allang iemand in gedachten in soortgelijke omstandigheden.
Jakobus, de apostel van de praktijk der godzaligheid, legt er de vinger bij. „De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader is deze: wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking…” Uiteraard is ook hij ervan doordrongen dat er slechts zaligheid is in de weg van wedergeboorte en het geloof in Christus. Goede werken –ook het bezoeken van hen die geen helper hebben– verlossen de zondaar niet; ze kenmerken zijn of haar verlossing wel. Als iemand daar in alle scherpte de vinger bij legt, is het Jakobus wel. Zoals hier. Waar geloof betekent: zich afkeren van de wereld en… zich keren tot hen die hulp behoeven, de kwetsbaren. Zoals wezen en weduwen. Zeker in zijn tijd mensen die gemakkelijk aan de bedelstaf raakten. Als leed in hun leed.
Wat betekent het voor u en mij? Dat we oog en hart hebben voor hen die, juist in de zomertijd, aan en in de stilte lijden.
Het heeft de kerk van alle tijden gekenmerkt dat ze een bewogen hart én een helpende hand heeft voor hen die barmhartigheid behoeven. Laten we ons hart wat dat betreft eens tegen het licht houden. En onze hand niet vergeten. Het is tegen een oudere, eenzame of zieke naaste snel gezegd dat we aan hem zullen denken of voor haar zullen bidden. Hoe belangrijk vooral dat laatste ook is. En een kaart, hoezeer ook gewaardeerd, kan ook een soort aflaat zijn. Niet het minst verstuurd om ons eigen geweten gerust te stellen. Laten we onze lijdende naaste écht in het oog vatten. En daarvoor moeten we er écht zelf heen.
De auteur is universitair docent praktische theologie en apologetiek aan het Hersteld Hervormd Seminarie. Weerwoord gaat in op vragen die in deze tijd op christenen afkomen. > rd.nl/weerwoord