Bart Cusveller belicht integrale ethiek in spoor van neocalvinisme
Wil je integer je beroep kunnen uitoefenen, dan is er een integrale ethiek nodig. Bart Cusveller liet zich hiervoor inspireren door de neocalvinistische traditie, van Abraham Kuyper tot Roel Kuiper.
Cusveller, lector zorg en zingeving aan hogeschool Viaa in Zwolle, zet zijn boek ”Naar behoren. Filosofische ethiek in de neocalvinistische traditie” (Buijten & Schipperheijn, Amsterdam) breed op. Hij begint met Herman Dooyeweerd en André Troost –twee prominente calvinistische wijsgeren aan de Vrije Universiteit– en vervolgt dan met C. S. Lewis, Bob Goudzwaard, Egbert Schuurman, Richard Mouw en Nicholas Wolterstorff, om met Allan Boesak en Roel Kuiper te eindigen.
Wat is de rode draad bij al deze personen?
„Al deze kopstukken hebben altijd een of andere praktijk op het oog en zijn daarin ook geworteld. Als er daarin iets mis gaat met medemensen, willen deze denkers daaraan iets doen. Het gaat hen om sociale kwesties –of het nu in de economie, de gezondheidszorg of het klimaat is– waar Gods bedoeling met Zijn schepping en Zijn schepselen bedreigd wordt. Zij ontmaskeren soms een ideologie of verwoorden wat Gods shalom in onze tijd zou kunnen inhouden. Kort gezegd, zij proberen in de ethiek geloofsleven en levenspraktijk te verbinden.”
Wat is het belang van een integrale benadering?
„Ik raakte als docent ethiek en onderzoeker geïnteresseerd in het verschijnsel integriteit in de beroepspraktijk. Als dit in het nieuws komt, gaat het meestal over ongewenst gedrag in openbaar bestuur en bedrijfsleven. Meestal is de reactie in beleid en ethiek dan om een gedragscode in te voeren en een commissie toezicht te laten houden op naleving. Een ethisch perspectief op morele heelheid in de beroepsuitoefening vraagt echter om een integrale benadering. Die nadruk op een ethiek voor heel het leven vond ik in de filosofie van het neocalvinisme.”
We dienen ons naar behoren te gedragen, maar doen dat vaak niet. Wat zit erachter?
„Het eerste is de aard van de mens, die maakt dat hij –voorzichtig gezegd– niet altijd geneigd is om het goede te doen. Soms weet of snapt iemand niet wat goed is om te doen, soms weet iemand het wel maar is de verleiding te groot om het níet te doen. Ook in de mensgerichte beroepen kunnen integriteitsvraagstukken ontstaan door zelfzucht of leugenachtigheid. Kortom, mensen zijn ingewikkeld.
Het tweede is dat het leven, of in dit geval de beroepspraktijk, ingewikkeld is. Het handelen conform goed moreel besef wordt bijvoorbeeld beïnvloed door de dynamiek van de werksoort, de werkomgeving en de vakbekwaamheid. Naast een goed werkend geestelijk en moreel kompas heb je dus ook een goed werkend moreel oriëntatievermogen en dito richtingsgevoel nodig, dat je bijvoorbeeld krijgt door een goede opleiding.”
De wijsgerige ethiek in het neocalvinisme heeft een eigen plaats verworven naast theologie en filosofie, schrijft Bas Hengstmengel in de inleiding van het boek. Wat is haar kenmerkende inbreng in de afgelopen eeuw geweest?
„Naast het integrale karakter heeft deze ethiek veel verschillende segmenten en dimensies van ons denken en doen onder woorden gebracht die in onderlinge samenhang relevant zijn. Bijvoorbeeld: de morele ervaring kan niet los worden gezien van de sociale en van de juridische aspecten, maar ook niet van de zin- en geloofservaring. Daaraan moet in ethische reflectie recht worden gedaan, anders is die eenzijdig.”
Een neocalvinistische ethiek heet in uw boek ”theonoom”, georiënteerd op de wil van God. Kuyper en Bavinck benadrukten het belang van wedergeboorte voor de ethiek. Relevant inzicht voor deze tijd?
„Het valt me op bij deze auteurs, maar ook bij protestante gesprekspartners als C. S. Lewis en Marilynne Robinson, dat zij ervan uitgaan dat de wereld wel doortrokken moet zijn van zin en goedheid. We kunnen zelf nooit zeggen dat onze eigen morele oordelen bindend zijn als er niet werkelijk zoiets als betekenis en waarde bestaat en op een of andere manier door mensen gekend kan worden. Als het universum alleen maar leeg en koud en onverschillig is, kunnen we niet eens onderscheiden tussen goed en kwaad. Dus als we het serieus met elkaar over ethische onderwerpen willen hebben, moeten ook onze bijpassende wereldbeelden ter sprake kunnen komen. Dat is in onze tijd helaas nog lang niet altijd bon ton.”