Nog donkerder
Maleachi 3:1a
„Zie, Ik zend Mijn engel, die voor Mijn aangezicht de weg bereiden zal.”
Dat Maleachi hier spreekt van de tijd voor Christus is duidelijk, omdat hij er aanstonds op laat volgen dat God Zijn engel zal zenden tot Zijn tempel. Daaronder worden niemand anders verstaan dan Johannes de Doper en de Heere Jezus Christus. Dus hoe droevig zou het dan niet gesteld zijn!
En wat die smarten voor de oprechten vermeerderde, is dat er niet één oprechte profeet meer bij hen was overgebleven, dat er geen gezicht, openbaring of goddelijke droom meer was waardoor God Zich openbaarde tot troost voor het volk.
Nog donkerder werd het, doordat de stok ”samenbinding en liefelijkheid” verbroken zou zijn. Want omdat de sleutel der ware kennis zou verloren zijn, zo zouden scheuringen en verdeeldheden plaatsvinden, zoals ook geschiedde, zodat elk een weg voor zichzelf verkoos, zoals het hem goed dacht. Hier zag men een vergadering van Godonterende sadduceeën! Daar een hoop Essenen! Ginds een menigte farizeeën! Dan ook nog weer een partij Herodianen! De ene partij leefde in alle goddeloosheid, de andere in eigengerechtigheid, de overige in onverschilligheid. Elk van hen miste de rechte weg tot behoud van hun zielen. Dus waarlijk een donkere nacht voor de kerk!
Die duisternis des nachts werd nog vermeerderd door het zware en drukkende juk der Romeinen, door wie zij nu overheerst waren, en aan wie zij nu moesten gehoorzaam zijn.
Ds. Cornelis van den Oever, predikant te Rotterdam
(”Feeststoffen verklaard in 20 leerredenen”, 1969)