Donkere tijd
Jesaja 9:1a
„Het volk dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien.”
De tijd waarin ons de kerk (in de tekst) wordt voorgesteld, schijnt ons af te beelden de tijd kort voor de komst van Christus in het vlees. Niet alsof toen deze Psalm gedicht was. Want die is in een profetische geest gedicht, voorstellend hoe het in die tijd met de kerk gesteld zou zijn. Het zou nacht zijn voor de kerk, zoals dit in Gods Woord meermalen geprofeteerd wordt, zoals in Jesaja 9:1, waar gezegd wordt, dat het volk in duisternis zou wandelen, ja, in schaduw des doods!
Zoals nu in de nacht het licht der zon is verdwenen en de duisternis de aarde bedekt, het wild gedierte dan uit zijn holen komt om roof te zoeken (Psalm 104). Ja, dan vliegt de nachtuil, de vleermuis door de lucht en het wild gedierte van allerlei aard komt uit de holen, het onrein gedierte van allerlei soort kruipt dan over de aarde, en ook rovers en dieven blijven dan niet in huis. Maar ze nemen die duisternis waar tot hun voordeel.
Nu, met zo’n nacht wordt dan de tijd afgebeeld, waarin de kerk zou verkeren. Een nacht vol van alle rampen, onheil, ellenden en droefenissen, zowel in het een als in het andere. Er zou dan geen kennis Gods in het land meer zijn, de rechten en inzettingen die de Heere gemaakt en ingesteld had, zouden verbroken en verworpen zijn.
Ds. Cornelis van den Oever, predikant te Rotterdam (”Feeststoffen verklaard in 20 leerredenen”, 1969)