65 jaar
Sinds de AOW werd ingevoerd, nu bijna een halve eeuw geleden, is het verkrijgen daarvan gekoppeld aan het bereiken van de 65-jarige leeftijd. De begrippen 65-plusser en AOW’er zijn bij ons synoniem. Maar ook dit staat thans ter discussie.De grootste oppositiepartij, de PvdA, speelt met de gedachte om de AOW-gerechtigde leeftijd flexibel te maken. Behalve het CDA zien de meeste fracties in de Tweede Kamer daar wel wat in.
Mensen kunnen dan zelf kiezen op welk tijdstip tussen hun 62e en hun 70e verjaardag ze voor de AOW-uitkering in aanmerking willen komen. Daarbij geldt uiteraard dat hoe vroeger men aan de AOW begint, des te lager de uitkering is en omgekeerd.
Echt nieuw is deze gedachte niet. In Zweden werkt men al zo. Zo’n aanpak sluit aan bij de groeiende behoefte aan maatwerk. Al naar gelang hun persoonlijke omstandigheden en voorkeuren kunnen mensen dan een keus maken. Zij zijn niet meer gebonden aan onwrikbare collectieve regelingen.
Bovenal speelt hier echter in mee dat bij ongewijzigd beleid de kosten van de oudedagsvoorziening de komende decennia te veel stijgen. Het is daarom gewenst dat mensen langer blijven doorwerken. In ieder geval zou het geen automatisme meer moeten zijn dat ze er op hun 65e verjaardag mee stoppen.
Maar de dingen hangen natuurlijk wel met elkaar samen. Zelfstandigen zijn tamelijk vrij in het nemen van hun beslissing over het stoppen met werken. Soms bouwen ze hun arbeidsinzet heel geleidelijk af.
Voor werknemers geldt echter dat het dienstverband automatisch eindigt als ze 65 worden. Het inbouwen van een keuzemoment in de AOW is alleen zinvol als ook daar wat aan gedaan wordt.
Van oudere werknemers geldt evenwel dat zij voor de onderneming relatief duur zijn. Ze zitten op het maximum van hun salarisschaal. Vaak hebben ze ook nog bepaalde faciliteiten zoals extra vrije dagen.
Nu staat dat laatste op de tocht omdat dat een vorm van leeftijdsdiscriminatie zou zijn. Het verdwijnen daarvan maakt het voor ouderen echter weer bezwaarlijker om langer door te werken.
Kortom, het is een gecompliceerd geheel. Van belang is ook dat discussies over de AOW-gerechtigde leeftijd nogal wat maatschappelijke onrust zullen veroorzaken. AOW op je 65e was voor veel mensen een van de weinige zekerheden in het leven, al gold ook altijd wel dat het niet zeker is of je die leeftijd mag bereiken.
Ook de commotie over de VUT en het prepensioen van de afgelopen maanden liet wel zien hoezeer deze zaken grote groepen mensen diep raken. Niet dat iedereen de consequenties van al die regelingen overzien kan, maar mensen hebben het gevoel dat aan hun rechten getornd wordt en allerlei zekerheden op de tocht staan.
Zo zit de vakbeweging thans met het probleem dat zij het begin deze maand met het kabinet en de werkgevers bereikte akkoord aan haar achterban moet zien te verkopen. Voor sommige categorieën betekent ook dit akkoord (dat de bonden presenteren als een belangrijke overwinning) een verslechtering.
In ieder geval moet de komende jaren aan de werkende generatie duidelijk gemaakt worden dat een goede oudedagsvoorziening veel geld kost. Dat moet ergens vandaan komen.
Daarnaast moeten de regelingen inzake prepensioen, AOW en de rechtspositie van oudere werknemers zodanig veranderd worden dat ze mensen stimuleren langer door te werken. Onder meer door een hogere AOW en een hogere pensioenuitkering in het vooruitzicht te stellen. De keerzijde daarvan is dat voor wie die keuze niet wil of kan maken, de AOW en het pensioen aan de magere kant zullen zijn.