„Niemand accepteert lopende bommen”
De aanwezigheid van een internationale troepenmacht kan leiden tot heropening van de onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen, denkt drs. R. M. Naftaniel van het CIDI.
Het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) werd in 1974 opgericht door de Joodse gemeenschap in Nederland. CIDI wil een onafhankelijke Nederlandse stichting zijn, die zich „onlosmakelijk verbonden” weet met „het democratische Israël. De organisatie komt op voor het recht op veiligheid van het Joodse volk, waar ook ter wereld.”
Naftaniel noemt de huidige situatie in Israël „een dramatisch dieptepunt in de relaties. Het grootste probleem is, naar mijn smaak, het voortdurende terrorisme dat de Israëlische bevolking doet roepen om actie. Men ziet dat door de Palestijnse Autoriteit niets wordt gedaan om het terrorisme te bestrijden. Dan moet het Israëlische leger het maar doen, vindt men. Tegelijkertijd besef ik dat het geweld zo alleen maar toeneemt, en dat je alleen maar verder in een vicieuze cirkel terechtkomt. Het is te hopen dat beide partijen ervan doordrongen raken dat je alleen via politieke onderhandelingen tot vrede kunt komen.”
Het grote probleem is natuurlijk de vraag of Israël dit met Arafat moet doen, vervolgt Naftaniel. „Aan de ene kant is Arafat de gekozen vertegenwoordiger van de Palestijnen. Aan de andere kant weet je dat je met niets onderhandelt. Arafat is óf betrokken bij de terreuracties, weet ervan af, óf heeft er opdracht toe gegeven, óf hij heeft de macht niet om deze te stoppen en kan dus niet garanderen dat Israël veilig is. Daarom is de situatie zo complex. Onderhandelen met Arafat is onderhandelen met iemand met vastgebonden handen.”
De CIDI-voorman is van mening dat de Israëliërs zich snel weer zullen moeten terugtrekken uit de gebieden die ze zijn ingegaan. Vervolgens zou de internationale gemeenschap tussen de strijdende partijen moeten gaan zitten. „Die aanwezigheid kan leiden tot heropening van de onderhandelingen. Israël en de Palestijnen moeten in elk geval blijven onderhandelen tot ze een oplossing hebben. Als er een internationale troepenmacht aanwezig is, kunnen ze niet terug naar het slagveld. En als het een goede troepenmacht is, houden ze ook toezicht op de aanslagen van Palestijnse zijde. Ik kan me voorstellen dat ook de Palestijnen er veel aan gelegen is een internationale troepenmacht niet tegen zich in het harnas te jagen. Doen ze dat toch, dan zetten ze de wereld voor gek.”
Wordt het tijd voor een andere Palestijnse leider?
„Het meest haalbaar op dit moment is dat Arafat een strikt ceremoniële taak krijgt. Er zou een scheiding tussen het presidentschap en het premierschap moeten komen. Arafat kan dan aanblijven, want aftreden uit zichzelf doet hij toch niet. Wie dat denkt, jaagt een fantoom na. Een premier zou dan de leiding moeten nemen. En de belangrijkste eis voor een premier is dat hij de macht heeft over de Palestijnse politie en veiligheid garandeert voor Israël. Dat hoeft geen 100 procent veiligheid te zijn, maar wel 100 procent inspanning. Zo’n scheiding tussen president en premier is in de Arabische wereld ongebruikelijk, maar als er een mogelijkheid is om Arafat z’n gezicht te laten behouden en Israël de nodige veiligheid te geven, lijkt me dat van belang. Hoe dan ook, men moet zich goed realiseren dat geen enkel land ter wereld het zou accepteren als de bevolking slachtoffer werd van lopende bommen.”
Hoe ziet u de rol van de internationale gemeenschap in het Israëlisch-Palestijnse conflict? Gebeurt er voldoende?
„Al eerder had de internationale gemeenschap zich nog uitdrukkelijker moeten bezighouden met het vraagstuk van het terrorisme, en ook Israël dieper moeten bevragen op zijn politiek. Toen Sharon zeven dagen rust voorstelde, had hij kunnen weten dat hij zo het veto legde bij de Palestijnse extremisten. Die kunnen immers door het plegen van terreur het vredesoverleg weer afblazen. Extremistische organisaties zijn niet geïnteresseerd in vrede. Het is een wijdverbreid misverstand dat het conflict tussen Israël en de Palestijnen gaat over de Westoever, en dat, als daar nu maar een Palestijnse staat is, het conflict is afgelopen. Zo denken de Hamas en de Islamitische Jihad niet: zij willen van heel Israël een islamitische staat maken. Sharon had het beleid moeten voeren van zijn voorgangers Rabin en Peres: het terrorisme bestrijden alsof er geen vredesproces is, en doorgaan met het vredesproces alsof er geen terrorisme is. Europa had de Israëliërs van deze verkeerde visie moeten overtuigen, en er tegelijkertijd bij de Palestijnen op moeten aandringen alles op alles te zetten om het terrorisme tegen te gaan. Dat is onvoldoende gebeurd.”