Productschap moet zichzelf bewijzen
De zeventien product- en bedrijfschappen krijgen een jaar de tijd om hun bestaansrecht te bewijzen. De zogeheten publiekrechtelijke organisaties (pbo’s) moeten een verkenning maken en aantonen dat er voldoende draagvlak is voor hun activiteiten binnen de verschillende sectoren.
Zowel ondernemers die zijn aangesloten bij een werkgeversvereniging als ongeorganiseerde bedrijven moeten het nut van de schappen inzien.
Dat blijkt uit een brief die minister De Geus van Sociale Zaken woensdag aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. In het najaar van 2005 wil het kabinet een beslissing nemen over het voortbestaan van de schappen. Tot die tijd wordt ook het verzoek van de brancheorganisatie Hiswa voor het instellen van een bedrijfschap voor de watersportindustrie aangehouden.
Eind augustus liet de VVD-fractie al weten af te willen van het verplichte lidmaatschap van pbo’s voor ondernemers. Het zou betuttelend, duur en paternalistisch zijn. Vervolgens spraken in september verschillende slagerijen, akkerbouwers, veeboeren, veehandelaren en vissers af te proberen de schappen onderuit te halen door een collectieve boycot. Hun actiemiddel is vooral het niet betalen van heffingen.
Nederland kent elf product- en zes bedrijfschappen. In de productschappen werken bedrijven samen die zich met hetzelfde product bezighouden, zoals vlees, vis of zuivel. Het merendeel is actief in de agrarische sector en veel van hun verordeningen moeten de voedselkwaliteit en de diergezondheid bevorderen. Bedrijfschappen zijn verbanden binnen een sector, bijvoorbeeld in de horeca of de detailhandel.
Het aantal product- en bedrijfschappen is de afgelopen jaren al sterk gedaald door samenvoegingen. Op dit moment vallen ongeveer 500.000 meestal kleine en middelgrote bedrijven onder de zeventien schappen. In totaal leggen de schappen, waar circa 1200 mensen werken, elk jaar voor ongeveer 300 miljoen euro aan heffingen op.
Een van de actievoerders was slachter A. Wildeboer. Hij weigert sinds afgelopen voorjaar heffingsgelden af te dragen omdat het Productschap Vee, Vlees en Eieren te weinig voor de boeren zou doen. Per koe moet een boer een bepaald bedrag betalen. De slachterij int dit geld en overhandigt het aan het schap. Uiteindelijk betaalde Wildeboers slachterij Brada Abattoir in Leeuwarden deze maand alsnog de 120.000 euro aan heffingsgeld nadat het schap had gedreigd met juridische stappen.
Volgens De Geus blijkt uit een evaluatierapport van eind 2003 dat de schappen de afgelopen vier jaar al verbeteringen hebben geboekt om het pbo-stelsel effectiever te maken. Zo wordt de hoeveelheid verordeningen opgeschoond en is het aantal schappen door hergroepering gehalveerd ten opzichte van 1999.
Het kabinet hoopt de schappen nog eens uit te dagen hun eigen toekomst kritisch onder ogen te zien. De verkenningen worden gecoördineerd door de Sociaal-Economische Raad (SER), onder eindverantwoordelijkheid van De Geus.
De SER heeft dit jaar al op verzoek van de minister 258 verordeningen van de zeventien pbo’s doorgelicht op de administratieve lasten die zij veroorzaken. Daaruit bleek dat dit ongeveer 23 miljoen euro per jaar is. Onder de schappen vallen circa 450.000 overwegend middelgrote en kleine bedrijven.
Voorzitter J. van der Veen van het Productschap Tuinbouw is blij dat het kabinet „na een jaar wachten” eindelijk van zich laat horen, maar is minder te spreken over het feit dat het uiteindelijke oordeel een jaar wordt uitgesteld. „Pas na de toekomstvisie van de individuele schappen komt de regering met haar standpunt. Hiermee laat het kabinet twijfel bestaan over het voortbestaan van de bedrijf- en productschappen.”