PKN wijzigt toelating tot ambt van predikant
De Protestantse Kerk in Nederland wil meer duidelijkheid scheppen over de toelatingsprocedure van theologiestudenten tot het ambt van predikant. Zo worden de kerkelijke opleidingen verantwoordelijk voor de afgifte van een beoordeling van bekwaamheid. De kerk zelf beoordeelt uiteindelijk of een student geschikt is om tot het ambt te worden toegelaten. Gesprekken over de roeping en de motivatie van de student tot het ambt worden eerder in het opleidingstraject gehouden.
Dat blijkt uit de nota ”Wie is tot deze dingen bekwaam?” die vrijdag op de synode van de PKN, die donderdag en vrijdag gehouden wordt in Lunteren, besproken wordt. Omdat er in de drie kerken waaruit de PKN ontstaan is, verschillende regels golden over de toelating tot het predikantschap, verscheen in 2003 het rapport met de titel ”Geroepen-Geleerd-Geschikt?”.
Dit rapport werd door het triomoderamen overgenomen, maar op één punt schoot het volgens de synode tekort. Wie is uiteindelijk verantwoordelijk voor de afgifte van de verklaring van geschiktheid, de opleiding of de kerk?, zo was de vraag.
Omdat het moderamen een eenduidige regeling wil, werd aan dr. H. de Leede, rector van het Theologisch Seminarium Hydepark, gevraagd om te komen met een vervolgnotitie met een voorstel tot een goede kerkordelijke regeling voor de verantwoordelijkheid voor en de procedure inzake de beoordeling van de geschiktheid. Deze notitie wordt morgen door de generale synode besproken.
Dr. De Leede stelt in zijn vervolgrapport dat „de toelating tot het ambt -de opleiding, de vorming, de beoordeling van bekwaamheid, geschiktheid en roeping- de verantwoordelijkheid is van de kerk.”
Omdat ook de opleidingen en de seminaria onder het toezicht vallen van de kerk, maakt hij wel een duidelijk onderscheid in verantwoordelijkheden. Zo stelt hij voor dat de kerk de toetsing van de bekwaamheid van studenten overdraagt aan de opleidingen. „Het diploma is bewijs van bekwaamheid (en in die zin ook personale geschiktheid) voor de uitoefening van het beroep van predikant in de PKN en is nodig met het oog op de aanvraag voor de toelating. Het geeft niet automatisch recht op de toelating zelf”, zo stelt het rapport.
Dat het diploma niet automatisch recht geeft op toelating tot het ambt van predikant komt omdat de kerk „de toetsing van roeping en geschiktheid tot het ambt in eigen verantwoordelijkheid neemt.”
Volgens ds. De Leede moet de synode hiertoe geschiktheidscommissies nieuwe stijl in het leven roepen. Deze commissies moeten dan in een aantal gesprekken -minimaal drie- de zogenaamde volmachtscompetenties „die nodig zijn voor het dragen van het ambt van predikant” onderzoeken. Onderwerpen die in deze gesprekken aan de orde komen, zijn onder andere de roeping en motivatie van de student.
Volgens de notitie vormen de geschiktheidscommissies zich een zelfstandig oordeel. „De geschiktheidscommissie is verantwoordelijk voor de afgifte van de verklaring van geschiktheid voor het ambt. Oordeelt de commissie positief, dan geeft zij aan het einde van de studie als vertrouwensvotum de verklaring af, na ontvangt van een kopie van het behaalde diploma.”
Samen met het diploma, afgegeven door de opleiding, is de verklaring van geschiktheid nodig om het zogenaamde colloquium aan te vragen. Dit gesprek heeft niet meer het karakter van een toetsing van bekwaamheid, geschiktheid of roeping, maar is een „ernstig ambtelijk gesprek op de drempel over roeping, belijden en kerkelijke toewijding, en het afnemen en afleggen van de belofte onder aanroeping van de Naam des Heren”, aldus het rapport.
Belangrijk verschil met de vroegere toelating tot het ambt is dat het gesprek over de roeping tot het ambt niet pas plaatsvindt op het colloquium, maar al in het derde jaar van de studie, wanneer de student daadwerkelijk de keus maakt voor de predikantsmasters en de predikantsopleiding.
„Kan een colloquiumcommissie dan alsnog iemand afwijzen, dat wil zeggen: de toelating weigeren?” zo vragen de opstellers van het rapport. „Formeel ”ja”. Materieel is het vergelijkbaar met het trekken aan de noodrem: een uiterst middel, maar bij terecht gebruik legaal”, aldus dr. De Leede, die eraan toevoegt dat in dit geval zowel de opleiding als de geschiktheidscommissie „wel iets heeft uit te leggen.”
Wanneer een student het niet eens is met het oordeel van de geschiktheidscommissie dan kan hij bezwaar aantekenen en in beroep gaan. Op deze gang is de kerkelijke jurisprudentie van toepassing, aldus het rapport. Uiteindelijk kan de kleine synode een eindbeslissing nemen, waartegen geen verder beroep mogelijk is.