Duizenden Britse en Amerikaanse soldaten die dienden in de eerste Golfoorlog in 1991 kregen na hun terugkeer last van aandoeningen als chronische vermoeidheid, diarree, migraine, duizeligheid en geheugenverlies. Als mogelijke oorzaken wordt naast stress, bacteriële infecties en vaccinaties tegen biologische wapens ook contact met biologische of chemische wapens, met giftige stoffen afkomstig van oliebranden en met munitie met verarmd uranium genoemd.

Jarenlang hebben de Britse en Amerikaanse overheid ontkend dat opmerkelijk veel van de soldaten die in de Golf dienden later ziek zijn geworden. Inmiddels wordt in zowel Groot-Brittannië als de Verenigde Staten erkend dat de aandoeningen van de soldaten verband houden met hun dienst in de Golfoorlog, maar de regeringen in beide landen weigeren vooralsnog te spreken van een Golfsyndroom.

De Britse commissie die het nieuwe onderzoek naar het syndroom uitvoerde was onafhankelijk, omdat de Britse regering weigerde een officieel onderzoek in te stellen. Het Britse ministerie van Defensie gaf nog dienende leden van de strijdkrachten ook geen toestemming te getuigen voor de commissie. Het ministerie stuurde wel schriftelijke getuigenissen naar de commissie. Uiteindelijk hoorde de commissie, die onder leiding stond van de gepensioneerde rechter Lord Lloyd of Berwick, onder meer de toenmalige commandant van de Britse troepen in de Golf, wetenschappers en 35 veteranen en hun gezinnen.

De commissie concludeerde dat de genoemde aandoeningen bij Britse soldaten die in de Golfoorlog van 1991 hebben meegevochten twee keer zo vaak werden geconstateerd als bij soldaten die niet in die oorlog dienden. Daarmee is er een duidelijk verband aangetoond tussen de aandoeningen van de soldaten en hun dienen in de oorlog. De commissie raadt de Britse regering op basis daarvan aan het bestaan van het Golfsyndroom te erkennen. Ook roept zij de regering op een fonds op te zetten waaruit een schadevergoeding betaald kan worden aan veteranen die aan het syndroom lijden.

Het Britse ministerie van Defensie heeft gezegd het onderzoeksrapport te bestuderen en later met een reactie te komen.