Leerling ontvankelijker als docent wat te vertellen heeft
Het verhaal is een belangrijk didactisch middel om tot de harten van de leerlingen te komen. Wie onderwijs geeft, moet zich daarom oefenen in de vertelkunst.
Verhalen vertellen gaat niet zonder veel lezen. Daarom moeten we lezen op de scholen stimuleren, voor docenten, onderwijzers en leerlingen. Hoe kun je anders aan verhalen komen?
Ontvankelijk zijn voor literatuur doet ontvankelijk worden voor de vertelkunst. Verhalen horen echt bij ons mensen en verhalen vertellen is van alle tijden. Iedereen heeft een geschiedenis, een verhaal. De Spaanse pedagoog Savater drukt dat heel mooi uit: „Wij mensen zijn geen problemen of wiskundige vergelijkingen, maar geschiedenissen; wij hebben minder weg van tellingen dan van vertellingen.”
De Onderwijsraad stelt ook dat leerlingen niet alleen diverse vaardigheden bijgebracht moeten worden, maar dat ze ook moeten worden geïnspireerd door verhalen, mythes, poëzie en saga’s, door muziek, filosofie, geschiedenis en kunstonderwijs. Die vakken krijgen volgens de Onderwijsraad veel te weinig aandacht.
Oefening
Verhalen bepalen voor een groot deel wie we zijn en hoe we worden gezien. Dan gaat het in de eerste plaats over het verhaal van Gods Woord in de Bijbel. Dit verhaal van geloof, hoop en liefde, van zonde, genade en verlossing is het meest krachtige verhaal. Dat kan ook samengevat worden in een schoolnarratief, waarbij de christelijke identiteit in begrippen als liefde en nederigheid gevat wordt. Het gaat om het verhaal van de school, gebaseerd op de Bijbel. Dat narratief moet betekenen: ”afzien van”. Dat narratief ”de-subjectiveert”: de ander wordt belangrijker voor jou. Maar daarnaast betekent het hebben van een verhaal voor onderwijzers en docenten ook gewoon het zich oefenen in het vertellen. Daarbij gaat het niet alleen om het vertellen in verhaalvorm (dat ook), maar vooral om het helder en gestructureerd verwoorden van de onderwijsinhoud. Daarvoor is een basis van welbespraaktheid nodig. Voor zover ik weet, doen lerarenopleidingen daar weinig tot niets aan.
Leerlingen zijn veel ontvankelijker voor onderwijs als een onderwijzer iets te vertellen heeft en de inhoud helder voor het voetlicht kan brengen. Een slordig gehanteerde taal kan geen voertuig zijn voor intelligente, interessante denkbeelden of een meeslepende verbeelding. Zonder goed onderhoud van de taal verschraalt het denken. Het grote gebrek van onze moderne tijd is dat er geen verhalen meer worden verteld. Vaak is het enige flinterdunne verhaal dat jongeren meekrijgen dat van de influencers, van de Nicky Tutorials, van de voetballers, van de euro of bitcoin, het verhaal van de moderne dikke ik. Zulke verhalen kunnen slechts voor even verzadigen.
Kindbeeld
Onderwijzen, lesgeven, instrueren en verhalen vertellen zijn tijd-loos van belang. We moeten daarbij in het christelijk onderwijs meer beseffen dat in onze tijd oppervlakkigheid en gebrek aan zelfdiscipline overheersend zijn, en dat dit alles te maken heeft met het beeld van het kind. Dit vertoont de laatste decennia een sterke neiging tot idealisering: het kind is een onschuldig wezen dat door de volwassene ”bediend” moet worden. Flink wat onderwijsvernieuwingen hebben dit kindbeeld de school ingedragen. Als een kind in zijn natuurlijke aanleg maar niet dwarsgezeten wordt, alle kansen krijgt, gaat het vanzelf goed… In zo’n situatie is belangstelling voor het verhaal van de onderwijzer niet bij voorbaat een gegeven.
We moeten ons niet kritiekloos hieraan overgeven. Het zou helpen als zowel op school als in gezin en kerk het besef doorbreekt dat aan het kind niet alles leuk en aangepast moet zijn. In Spreuken 22:6 staat: „Leer de jongen de eerste beginselen naar den eis zijns wegs.” De „eis zijns wegs” betekent enerzijds ”passend bij leeftijd en bevattingsvermogen”. Maar evenzeer dat het kind uitgedaagd wordt om verder te reiken. Anders wordt een verveelde jeugd ons deel.
Daarom zijn vakbekwaamheid, studie en discipline heel belangrijk. Gezaghebbend ben je als je echt wat weet en in de klas wat te vertellen hebt. Dus hebben we goede opleidingen nodig, die de waan van de dag negeren. Wat waar is, lijkt nu met het uur te veranderen. Dan is het logisch dat je niet te veel inzet op het grote verhaal, op memoriseren, op herhalingsoefeningen. Als je het kind en zijn actuele gevoelens en verlangens maar bedient en faciliteert.
Luisteren
In de run om het hart van de jongere is de laatste decennia oriëntatie op het verstand en op de overdracht van tijdloze kennis veronachtzaamd. In het christelijk onderwijs moet het echter hierom gaan: ”Inform the head to move the heart” (”Spreek het hoofd aan om het hart in beweging te krijgen”). Het verhaal, het gestructureerde betoog, is hierbij onmisbaar. Onderwijzers die een verhaal vertellen, trainen ook het empathische vermogen van leerlingen: ze moeten luisteren (een van de actiefste werkvormen), maar ook de lichaamstaal en de mimiek interpreteren.
Juist vanwege het nieuwe, het revolutionaire dat misschien in elk kind zit, moet het onderwijs conservatief zijn. In die zin dat het de eigen (christelijke) tradities, die juist tot het ontstaan van nieuwe gedachten kunnen leiden, behoudt en koestert. Kinderen mogen daarbij echt iets van druk voelen. Als wij het kind niet meer bij de hand nemen en leren reiken, komt het in een vacuüm en valt de diepere dimensie weg. Daarom is onderwijzen, verhalen vertellen, tijd-loos van belang.
De auteur is voorzitter van het college van bestuur van het Driestar-Wartburg College. Dit artikel gaat terug op zijn toespraak op 30 juni tijdens het minisymposium rond het afscheid van Dick van Meeuwen als lid van het college van bestuur van het Hoornbeeck College en het Van Lodenstein College.