Excuses voor slavernij, maar ‘schuld is niet af te kopen’
Amsterdam ziet niets in herstelbetalingen als vervolgstap, na de excuses die burgemeester Femke Halsema donderdag namens het stadsbestuur maakte voor de rol die de hoofdstad speelde in het slavernijverleden. „Herstel heeft vele vormen”, meldt de gemeente in een toelichting. „Herstelbetalingen zijn daar een van, maar bijvoorbeeld ook het slavernijmonument, de jaarlijkse herdenking, de inzet op een nationale feestdag en een blijvende plek waar de geschiedenis verteld kan worden, een museum.”
Volgens het stadsbestuur is dit „geen schuld die je kan of moet willen afkopen”. In plaats daarvan zet de hoofdstad in op erkennen, verzoenen en „de ongelijkheid van nu bestrijden”.
Herstelbetalingen zouden ook allerlei problemen met zich meebrengen. Zo zouden mogelijk mensen worden uitgesloten die „hun relatie met slavernij en het verleden moeilijker of niet kunnen aantonen”, niet in Nederland wonen of „geen weet hebben van hun verleden”. Wat het stadsbestuur betreft, zou het uitkeren van een geldbedrag ook weinig bijdragen aan het tegengaan van „institutioneel en maatschappelijk racisme en achterstelling”.
De excuses zijn wat Amsterdam betreft niet vrijblijvend. Met het uitspreken ervan ontstaat voor het stadsbestuur „een extra verplichting om zich in te zetten voor enerzijds het vergroten van de kennis over en de erkenning van wat er tijdens het slavernijverleden gebeurd is, en anderzijds het bestrijden van de consequenties die voortvloeien uit de doorwerking van dit verleden: (institutioneel) racisme en ongelijkheid”.
Zoals Halsema ook al in haar toespraak uitlegde, is er een doorlopende lijn tussen vroegere bestuurders die betrokken waren bij de handel in mensen die tot slaaf waren gemaakt en het huidige stadsbestuur. „Het ging om een aantal rijke families die alle machtige posities in de stad bekleedden, zowel in het bestuur als in handelsorganisaties als de West-Indische Compagnie en de Vereenigde Oost-Indische Compagnie”, legt de gemeente uit.
„Als bestuurder ben je formeel verantwoordelijk voor de daden van je voorgangers. Het is dan ook passend voor het zittende bestuur om excuses te maken”, vinden de burgemeester en wethouders. Los daarvan „voelt dit bestuur een morele verantwoordelijkheid om een gebaar naar de nazaten te maken, het gedane leed te erkennen en samen aan herstel te werken”.
Wethouder Rutger Groot Wassink (diversiteit) zegt dat het nu zaak is om verder aan de slag gaan. „Want excuus is nooit een eindpunt, het is altijd een begin.” Volgens hem worden de komende tijd gesprekken gevoerd in de stad en met bewoners over wat excuses over het slavernijverleden betekenen. „Maar ook: wat betekent de doorwerking ervan in racisme en uitsluiting.” Verder vindt hij dat er een nationaal onderzoek moet komen naar de rol van de landelijke overheid en hebben de vier grote steden aangegeven dat ze willen dat 1 juli een feestdag wordt.