Volgend kabinet besluit over eerlijke belasting op spaargeld
Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën) laat het aan zijn opvolger over om een oplossing te vinden voor het heffen van belasting over spaargeld en andere vormen van vermogen.
Dat meldde de bewindspersoon maandag in een brief aan de Tweede Kamer. Accountants- en advieskantoor PwC onderzocht in opdracht van het ministerie van Financiën of de Belastingdienst over de benodigde informatie kan beschikken om de wens van Kamer en samenleving uit te voeren.
Voor welk probleem zoekt de staatssecretaris een oplossing?
Inkomsten uit vermogen vallen onder box 3 bij de jaarlijkse aangifte van de inkomstenbelasting in het voorjaar. Voorbeelden van inkomen dat in box 3 wordt belast zijn rente op spaargeld, dividend op aandelen of de huuropbrengst.
De Belastingdienst berekent de te betalen belasting echter niet op basis van de daadwerkelijke inkomsten uit vermogen, maar op basis van een fictief rendement. De Belastingdienst veronderstelt voor belastingjaar 2020 dat spaargeld, aandelen en het verhuren van een huis afhankelijk van de omvang van het vermogen 1,8 tot 5,3 procent rendement oplevert. Daarover heft de fiscus 30 procent belasting.
Met name voor spaarders is het fictieve rendement erg optimistisch, nu de spaarrente tot bijna nul procent is gedaald. Staatssecretaris Vijlbrief zoekt naar een oplossing om beter aan te sluiten op de daadwerkelijke opbrengst van bijvoorbeeld spaargeld of aandelen.
De eerste stap om spaarders tegemoet te komen kondigde Vijlbrief op Prinsjesdag 2020 aan. Over de eerste 50.000 euro vermogen hoeft sinds 1 januari dit jaar geen belasting te worden betaald. Voor fiscale partners ligt de grens op 100.000 euro. Deze stap is met name gunstig voor kleine spaarders. Door de wijziging betalen 900.000 mensen geen belasting meer in box 3. Daarnaast zijn 1,7 miljoen belastingplichtigen minder belasting gaan betalen. Mensen met een grote som spaargeld zijn echter nog niet uit de brand.
Welke vorderingen heeft Vijlbrief sinds Prinsjesdag 2020 gemaakt?
Er is een onderzoek uitgevoerd door PwC. De onderzoekers concluderen dat de Belastingdienst kan beschikken over de benodigde informatie om niet langer belasting te heffen op basis van een fictief rendement, maar dan moeten banken, verzekeraars en financiële instellingen fors meer gegevens aanleveren dan ze nu doen.
Voor onroerende zaken en overige bezittingen kan de fiscus niet over voldoende benodigde gegevens beschikken. Daarom oppert staatssecretaris Vijlbrief in zijn brief aan de Kamer om voor dat type vermogen het fictieve rendement te blijven gebruiken. Voor vermogen als spaargeld en beleggingen is het wel mogelijk om belasting te heffen op basis van het daadwerkelijk behaalde rendement.
Hoe dan ook, de staatssecretaris laat het besluit over aan zijn opvolger. Vijlbrief ziet in het rapport goede aanknopingspunten, maar schrijft dat het volgende kabinet aan zet is om een voorstel uit te werken voor belastingheffing op basis van het daadwerkelijke behaalde rendement.
Heeft de staatssecretaris nog andere oplossingen verkend?
Vijlbrief heeft ook onderzoek laten uitvoeren naar een tussenoplossing, een zogeheten tegenbewijsregeling. Dat voorstel zou erin moeten voorzien dat belastingplichtigen die kunnen aantonen dat hun vermogen geheel of bijna alleen maar uit spaargeld bestaat, minder belasting hoeven te betalen. Deze regeling valt af omdat hij juridisch niet houdbaar blijkt te zijn, omdat verschillende groepen belastingplichtigen ongelijk behandeld worden.