Vertrouwen in de EU? Eerst deze to-dolijst afwerken
Vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Brussel is maar al te goed bekend met deze uitdrukking. Het vertrouwen dat de burgers van de Europese lidstaten hebben in de unie schommelt al jaren. Dat is zeker niet anders tijdens de huidige coronapandemie. De relatief trage reactie van de Europese Unie aan het begin van de uitbraak om gezamenlijk de situatie weer onder controle te krijgen, is schadelijk gebleken voor het vertrouwen van de burger in het Europese project.
De denktank European Council on Foreign Relations (ECFR) publiceerde vorige week een onderzoek dat hij in maart en april in twaalf lidstaten deed. Uit de resultaten van die opiniepeiling onder enkele duizenden mensen blijkt dat een meerderheid in die landen „weinig vertrouwen heeft in de EU, of dat het vertrouwen was verslechterd na de gebeurtenissen van het afgelopen jaar.” In Nederland gaf 53 procent van de ondervraagden dit aan. Ook vindt een meerderheid in bijna al de twaalf landen dat de EU „gebroken” is. In Nederland ziet 43 procent die gebrokenheid.
Opmerkelijk is echter dat het weinige vertrouwen dat EU-burgers nu hebben, niet veel vragen lijkt op te roepen over het nut van de unie. Een meerderheid geeft in hetzelfde onderzoek aan dat lidmaatschap van de EU een „goede zaak” is. De ondervraagde EU-burgers willen juist meer Europese aanpak als het gaat om steun na de pandemie, samenwerking bij mondiale vraagstukken en het opkomen voor democratie en mensenrechten. Ondanks een gebrek aan vertrouwen blijkt dat men toch de potentie van het project zien.
Zou dat komen omdat het vertrouwen in eigen land ook is verslechterd en dat ze „hun nationale politieke systeem” net zo goed als „kapot” zien? Neem bijvoorbeeld Frankrijk, Italië en Spanje. In Frankrijk vindt 66 procent dat het nationale politieke systeem „kapot” is, vergeleken met 62 procent die de EU als „gebroken” zien. In Spanje is het verschil nog groter: 80 procent tegenover 52 procent. In Italië is het ook 80 procent, vergeleken met 57 procent. Alleen Denen, Duitsers, Nederlanders, Oostenrijkers en Zweden hebben wel meer vertrouwen in eigen land dan in de EU.
Brussel kan in principe direct aan de slag met de lange to-dolijst die vanuit de lidstaten via de opiniepeiling boven komt drijven. „Prioriteit geven aan democratische waarden en de rechtsstaat binnen haar eigen blok”, is er één. Al langer klinkt de wens, onder andere uit het Europees Parlement, om lidstaten die een loopje nemen met de rechtsstaat nemen, harder aan te pakken.
Een andere: krachtiger optreden tegen China en Turkije. Duitsland weet daar al wel raad mee. „Het veto moet weg”, stelde de minister van Buitenlandse Zaken, Heiko Maas, vorige week. Lidstaten kunnen dan bijvoorbeeld niet langer als enige sancties tegen deze landen tegenhouden. Ook Den Haag wil afscheid nemen van het vetorecht in zulke dossiers.
Voor sommigen zal het afwerken van deze to-dolijst ervoor zorgen dat zij meer vertrouwen krijgen in de EU. Voor anderen zal het vertrouwen dan juist dalen en EU-lidmaatschap niet langer als een goede zaak worden gezien. Die zeggen mogelijk dan: vertrouwen is goed, controle is beter.