Een tractor in plaats van een Bijbel
Titel:
”Profiel. Theologiebeoefening in Kampen 1970-1990”
Auteur: J. van Gelderen en C. Houtman (red.)
Uitgeverij: Kok, Kampen, 2004
ISBN 90 4351 000 9
Pagina’s: 422
Prijs: € 29,50. De Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken (Oudestraat) bestaat 150 jaar. Naar aanleiding van dit jubileum is een boek samengesteld. Het jubileumboek bevat een serie geschreven portretten van personen die in de periode 1970-1990 als hoogleraar of docent aan de universiteit hebben gediend.
Het boek geeft een boeiend portret van een aantal belangrijke theologische persoonlijkheden. Zo worden onder anderen besproken H. N. Ridderbos, bekend vanwege zijn studie over het Koninkrijk Gods en over Paulus, J. L. Koole, schrijver van kritische, gedegen commentaren op Jesaja, en J. Plomp, bekend om zijn studie over de kerkelijke tucht bij Calvijn. Ook andere theologen worden meer of minder uitvoerig besproken. Het is alles bij elkaar een veelkleurig portret van mensen die de school in Kampen hebben gediend.
Opmerkelijk is dat deze school in het verleden soms als ”Het Schooltje” of als ”het domineesschooltje aan de IJssel” werd aangeduid. Ds. G. H. Kersten zei iets soortgelijks over zijn opleiding in Rotterdam. Mogelijk stond zoiets als Kampen hem ook voor zijn eigen kerken voor ogen…
Karl Barth
In het boek worden verschillende ontwikkelingen geschetst. Opgemerkt mag worden dat er in Kampen ook kwaliteit werd geleverd. Het onderwijs en de hoogleraren boden theologie die zeker een bijdrage heeft geleverd aan de godsdienstige ontwikkeling in Nederland. De boeken van Ridderbos, Runia, Koole en anderen spreken wat dat betreft duidelijke taal. Er werd in Kampen gestudeerd en onderwezen.
Toch is er wel sprake van een ontwikkeling. In de eerste plaats viel mij op dat op allerlei plaatsen wordt gewezen op de doorwerking en verwerking van de theologie van Karl Barth. Een voorbeeld is professor Honig. Honig, hoogleraar zendingwetenschappen, onderging duidelijk de invloed van Barth. „Op het punt van het heiluniversalisme onderging hij de theologische invloed van Karl Barth” (blz. 220). Ook bij verschillende andere docenten zien we die invloed terugkomen.
Belijdenis
Een andere ontwikkeling is de relatie van het onderwijs tot het gereformeerd belijden, in het bijzonder het gezag van de Bijbel. In verschillende bijdragen komt dit thema aan de orde, maar vooral in het artikel over H. Weijland. Rond verschillende moeilijke kwesties (bijvoorbeeld rond de boeken van H. M. Kuiert) wordt niet een strikte maar een „dynamische binding aan de belijdenis” voorgestaan. Een waterdichte formeel-juridische binding aan de belijdenis wordt als liefdeloos terzijde geschoven (blz. 364).
Het is zonneklaar dat er rond die binding een veranderend inzicht kwam. Dat is ook niet zo opmerkelijk, want in 1967 herriep de synode van de Gereformeerde Kerken de leeruitspraken van 1926 over het gezag van de Bijbel. In 1968 werden de ambten opgesteld voor vrouwen en in 1969 kwam voor het eerst ”de kwestie-Kuitert” (blz. 363) op de synode aan de orde. Ontwikkelingen die natuurlijk niet los gezien kunnen worden van de band met het belijden der kerk.
Wat in de derde plaats opvalt is de betrokkenheid van de theologie die aan de school in Kampen wordt beoefend op allerlei maatschappelijke vraagstukken. In de jaren tachtig van de vorige eeuw is daar heel veel over te doen geweest. Bijvoorbeeld rond het thema oorlog en vrede en de plaatsing van kruisraketten in Nederland. Het heeft heel wat discussie gegeven, ook in het theologisch onderwijs. De bijdrage over L. Oranje getuigt daarvan. Slechts een enkele typerende zin: „Oranje wijst op de nieuwe spiritualiteit die ontstaat in de vredesbeweging en op herijking van theologische begrippen die hier plaatsvindt.” (blz. 337). Voor deze vernieuwing werd veel aandacht gevraagd.
Ethiek
Uiteraard staat er veel meer in dit boek, zoals het gezag van de Bijbel, de ontwikkeling van de ethiek en de plaats van de kerk. De jaren 1970 tot 1990 zijn ingrijpende jaren geweest voor de Gereformeerde Kerken. H. C. Endedijk, die de geschiedenis van zijn kerken heeft vastgelegd, gebruikt woorden zoals politisering, polarisatie, kerk op drift, afsterving en flarden. Woorden die duiden op een diepe crisis. Van die crisis is in dit boek eigenlijk niet zo veel te merken. Het lijkt erop alsof de ontwikkelingen zich meer geleidelijk hebben voltrokken. Maar mogelijk is dat schijn. Het boek maakt een enigszins gepolijste, bijgeschaafde indruk. Het ledental van de kerken bijvoorbeeld slonk van ongeveer 860.000 in 1970 naar ongeveer 780.000 in 1990. Daarna heeft die ontwikkeling zich versneld voortgezet.
Er heeft zich in de wereld van de Gereformeerde Kerken een grote verandering voltrokken. In dit boek zijn daarvan voorzichtige signalen te lezen. Ik wil er ten slotte een wellicht wat onbetekenend maar typerend en waarschuwend detail uitlichten. Het gaat over de zending en de opdracht van de kerk. We lezen het volgende: „Er begon het nodige te veranderen, maar je moest oog voor detail hebben om het te zien. In de Drentse kerkbode werd als vanouds opgeroepen om financieel bij te dragen aan de Soemba-zending. Alleen, de gelden gingen nu naar de aanschaf van een nieuwe tractor” (blz. 156). Een tractor in plaats van een Bijbel markeert een trieste ontwikkeling waarvan ook dit boek ten diepste getuigt.