NFI en politie onderzoeken technieken opsporen verborgen graven
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en de Landelijke Eenheid van de politie doen samen onderzoek naar het opsporen van verborgen graven. De organisaties hopen meer te weten te komen over kenmerken waaraan te zien is dat er iemand ligt begraven in de natuur.
Momenteel wordt veel gebruik gemaakt van speurhonden. Die methode werkt volgens de politie erg goed bij recente zaken, maar als het gaat om oudere vermissingszaken, dan kunnen de honden de lichamen niet meer goed vinden. Daarom willen de politie en het NFI „nog meer kennis opdoen over wat er onder de grond precies gebeurt nadat een persoon begraven is”.
Tijdens het onderzoek worden onder meer multi-spectrale camera’s ingezet. Zulke camera’s kunnen vegetatieverschillen en bodemverzakkingen vastleggen die mogelijk op een graf duiden. Ook wordt getest of de grondradar goed wordt ingezet. Het NFI zegt dat er nu nog niet veel bekend is over wat de grond na een aantal jaar doet als er een lichaam begraven ligt, daar moet dit onderzoek meer inzage in geven.
De politie hoopt dat er bijvoorbeeld meer bekend wordt over specifieke bodemverzakkingen. „Als uit dit onderzoek bijvoorbeeld blijkt dat in een bepaalde bodemsoort van de honderd graven er slechts vijf verzakt zijn, is dat voor ons interessante informatie. Dan weten we dat het zoeken naar verzakkingen in die bodemsoort geen betrouwbare methode is”, zegt Jitteke Struik van het team Bijzondere Zoekingen.
Het onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met het ziekenhuis Amsterdam UMC en de Universiteit Leiden en duurt vier tot vijf jaar. De technieken worden uitgeprobeerd op begraafplaatsen van Natuurgraven Nederland, waar mensen niet in een kist liggen en er geen stenen grafzerken zijn. Die situatie lijkt veel op hoe mensen in de natuur worden begraven na een misdrijf.