Volheid
Psalm 36:10
„Want bij U is de fontein des levens; in Uw licht zien wij het licht.”
Die fontein leert ons aan de Heere te denken als de algenoegzame God in en voor Zichzelf, Wiens gelukzaligheid bestaat niet in het ontvangen van iets buiten Zichzelf, maar in het kennen en liefhebben van Zichzelf als een God Wiens gelukzaligheid niet kan vermeerderd worden door ons goeddoen, omdat niemand voor God in dit opzicht profijtelijk zijn kan, terwijl Hij van mensenhanden niet gediend wordt als iets behoevende. Wiens volmaakte rust in
Zichzelf door onze zonde niet kan verstoord worden. Daarom laat God Zich noemen de Jehova, Die niet verandert, en de El-Schaddai, de Algenoegzame. Wat hebben wij lage gedachten van de majesteit Gods! Als wij een zee van tranen over onze blindheid en onkunde konden uitstorten, het was nog niet genoeg. Want die onkunde is groot, en wij weten het niet. Een springader heeft een overvloed van water voor allen die komen om daaruit te drinken.
Wat is de Jehova in dit opzicht een overvloeiende volheid! Hij behoedt mensen en beesten, Hij geeft iedereen de adem, het leven en alle dingen, naar Zijn algemene goedheid, uit de volheid van Zijn algenoegzaamheid. Voor Zijn volk in het bijzonder is er een volheid van genade, licht, leven, versterking en verkwikking, dat ze, hoe dikwijls ze arm tot Hem, als hun Verbondsgod in Christus komen, Hem vol en overvloeiende vinden, om verzadigd te worden uit de beken van Zijn wellusten.
Alexander Comrie, predikant te Woubrugge
(”Verzameling van Leerredenen”, 1749-1750)